Inzending van Chris Dams
Als iets jarenlang op een bepaalde manier gebeurt, is het dan de juiste manier? In 2020 worden we als samenleving geconfronteerd met het feit dat we jarenlang onbewust onbekwaam zijn geweest. De corona-crisis wees op de zwaktes in ons systeem. Het virus was amper gaan liggen toen ‘Black Lives Matter’ structurele onderdrukking op basis van huidskleur blootlegde. Het is een wake-up call die we moeten omarmen als individu, als volk en al helemaal als D66. Laten we breken met de macht der gewoonte.
In 1970 werd op het partijcongres in Haarlem geopperd dat D66 ieder jaar kritisch naar zichzelf zou moeten kijken of de partij nog wel voldoende bestaansrecht had. Het voorstel werd met applaus ontvangen, D66 was immers opgericht om de Nederlandse politiek op te schudden en open te breken, niet om slechts onderdeel te worden van het systeem. Hans van Mierlo sprak twee jaar later zelfs uitdrukkelijk zijn afkeer uit tegen het idee dat D66 een van de zelfgenoegzame middelgrote partijen zou worden.
“Maar als het boek al geschreven is, dan is het laatste woord hebben niet meer dan een voetnoot.”
50 jaar na het congres in Haarlem durf ik te stellen dat we alle kenmerken vertonen van een zelfgenoegzame partij. Op een congres van D66 wordt vrijwel elk woord met applaus ontvangen. Toen ik dat een eerste keer beleefde, legde iemand me smalend uit dat dit fenomeen “het klapvee van D66” wordt genoemd. Bij de bestuursverantwoording worden amper kritische vragen gesteld. Qua stemgedrag neemt een groot deel van de leden klakkeloos het advies van het landelijk bestuur over. Als actief lid van zowel de Jonge Democraten als D66 meen ik dat we beter kunnen. Rest de vraag: wat moet er veranderd worden in zowel de cultuur als de koers van D66 om bestaansrecht als partij te behouden? Laten we daarvoor de cultuur en de koers van D66 eens kritisch bekijken.
Cultuur
De afgelopen 54 jaar heeft D66 qua zetelaantal meerdere malen op de rand van de afgrond gestaan. Elke keer heeft een sterke leider de partij daar weer weggetrokken. Om de kans te vergroten op een goede leider is keuze essentieel. Het kost lef je te kandideren, maar het toont pas echt leiderschap als je dat doet wanneer je kans maakt om te verliezen. Meerdere kandidaten brengen het beste in elkaar naar boven: ze moeten niet alleen een eigen visie ontwikkelen en die toepassen op verscheidene maatschappelijke vraagstukken maar bovendien hun persoonlijkheid ontwikkelen. Wie zonder idealen de strijd aangaat, valt snel door de mand.
D66 is zoals gezegd opgericht om tegenwicht te bieden aan partijen die alles onderling bepaalden en zo afstand creëerden tot het volk. Het zegt echter veel over onze huidige partijcultuur dat slechts één iemand van alle ministers, Kamerledenk, wethouders of andere prominenten zich verkiesbaar durft te stellen. Dat die persoon op de koop toe maandenlang wordt gehypet, creëert een bubbel. En ik hoor het graag: “De leden van D66 hebben het laatste woord.” Maar als het boek al geschreven is, dan is het laatste woord hebben niet meer dan een voetnoot.
“Als een zittende fractievoorzitter, mogelijk toekomstig lijsttrekker, over je lot bepaalt, kunnen mensen wel al eens veranderen van dwarsdenkers naar ja-knikkers.”
Op lokaal, regionaal en landelijk niveau is er nog een ander probleem dat vernieuwing in de partijcultuur in de weg staat. Voordat je op een kieslijst komt wordt zo’n lijst eerst opgesteld door de ‘Lijst Advies Commissie’ (LAC). In de LAC zitten meestal twee à drie mensen waarvan één de lijsttrekker is. Dat kan de dynamiek in een fractie aantasten. We mogen ook de ogen niet sluiten voor het feit dat het vriendjespolitiek in de kaart zou kunnen spelen. Als een zittende fractievoorzitter, mogelijk toekomstig lijsttrekker, over je lot bepaalt, kunnen mensen wel al eens veranderen van dwarsdenkers naar ja-knikkers.
Uit onderzoek blijkt niettemin dat tegenspraak de kwaliteiten van besluiten verbetert. Mensen vinden het echter niet fijn om tegengesproken te worden. Er zijn voorbeelden van mensen die bewust laag op de advieslijst zijn geplaatst op vraag van de lijsttrekker. Natuurlijk is er na de LAC nog de stemming van de leden. Maar doordat er een lijst wordt voorgekauwd, soms zelfs genummerd wordt voorgelegd, kunnen meestal alleen wat accenten verlegd worden. Dat verklaart ook de enorme netwerkcultuur binnen de partij. Het zorgt ervoor dat groepen die wat minder netwerken, maar juist veel te vertellen hebben, ongehoord blijven en daardoor minder doorstromen en actief worden.
“Het feit dat al die vrijwilligers voor hun idealen willen strijden, met onderling respect voor elkaar, zegt mijn inziens genoeg over de integriteit die al onze leden als persoon hebben”
Tijdens campagnes heb ik gezien hoe leden, van lokaal actief tot landelijke kopstukken, allemaal met verenigde krachten aan de slag gingen om mensen te overtuigen van onze idealen. Er werd door weer en wind geflyerd en gecanvast. Er werden duizenden appels uitgedeeld en dat allemaal omdat iedereen gelooft waar D66 voor staat. Het feit dat al die vrijwilligers voor hun idealen willen strijden, met onderling respect voor elkaar, zegt mijn inziens genoeg over de integriteit die al onze leden als persoon hebben. Daarom ben ik ervan overtuigd dat we er ook samen voor kunnen zorgen om de netwerkcultuur te herzien. Je zou niet de juiste persoon moeten kennen om ergens terecht te komen, je moet gewoon de juiste persoon zíjn.
Dat geldt ook voor hoe D66 diversiteit benadert. In een samenleving die bepaalde bevolkingsgroepen discrimineert, is het goed dat er actie wordt ondernomen om die scheve situatie recht te zetten. Het Els Borst Netwerk binnen D66 is een prachtig voorbeeld van hoe vrouwen meer ruimte krijgen om zich te kunnen ontplooien binnen de partij. Er zijn echter ook leden die anderen benaderen voor PR-doeleinden. Met geslacht of huidskleur als reden worden ze gevraagd voor besturen en raden. Heel wat onder hen beschouwen dat als onprettig – het werkt zelfs averechts. Positieve discriminatie is niet hetzelfde als inclusiviteit. Als je je hele leven moet vechten tegen vooroordelen op basis van je geslacht of huidskleur, dan wil je daar in een politieke partij toch ook niet op geselecteerd worden? In plaats van een schijn van diversiteit te creëren, dienen we intern zowel de cultuur als de koers te veranderen, zodat onze basis van nature uit diverser wordt.
Koers
Hans van Mierlo zei al in 1985 dat we “de verleiding [moeten] weerstaan om vraagstukken uit elkaar te politiseren of hun definiëring ondergeschikt te maken aan het imago van de partij. Het imago van de partij behoort juist te zijn dat we dat niét doen.” Wijze woorden, maar ze betekenen niet: overal politiek correct op reageren. Van een partij vol hoogopgeleiden mag je verwachten dat er wat verder gekeken wordt dan wat er op Twitter trending is. Als het Nederlands Elftal besluit om VI te boycotten naar aanleiding van een racistische grap, dan kan je dat steunen. Maar je dient zo’n zaken ook in perspectief te plaatsen. Als politieke partij zou je bijvoorbeeld kunnen aanstippen dat Oranje in 2022 wel gaat voetbal in Qatar, waar dagelijks alle mogelijke mensenrechten geschonden worden en waar het vrije woord niet eens bestaat. Verder kijken dan het trending topic, zonder inhoudelijk af te dwalen: daar zou de kracht van D66 moeten liggen.
“Economische ongelijkheid is de basis voor ongelijke kansen en zorgt ervoor dat er ook minder hoogopgeleiden mensen zijn met een migratieachtergrond. Dat is deels een verklaring waarom onze partij minder divers is.”
D66 heeft verregaande idealen die je je enerzijds moet kunnen veroorloven, denk aan genderneutrale toiletten, de donorwet of het klimaatakkoord. Het zijn anderzijds, hoe belangrijk ook, dingen die ondergeschikt worden wanneer je je druk moet maken over het feit of je wel genoeg geld hebt om de huur te betalen en eten voor je kinderen op tafel te zetten. De manier waarop wij met immigratie zijn omgegaan in de vorige eeuw, als we er al een beleid voor hadden, heeft ervoor gezorgd dat zelfs de tweede generatie arbeidsmigranten nog altijd een grote economische achterstand heeft op de autochtone bevolking.
Economische ongelijkheid is de basis voor ongelijke kansen en zorgt ervoor dat er ook minder hoogopgeleiden mensen zijn met een migratieachtergrond. Dat is deels een verklaring waarom onze partij minder divers is. Als je echt voor gelijke kansen wilt strijden en een meer divers ledenbestand wil creëren dan zullen we bij de basis moeten beginnen. Het aanpakken van de economische ongelijkheid moet meer prioriteit worden. Dit geldt natuurlijk niet alleen voor de arbeidsmigranten, waarvan de tweede generatie slechts 25% hoogopgeleid is tegenover 41% van de autochtone bevolking, maar ook voor vrouwen. Hoewel de arbeidsparticipatie toeneemt, is de helft van de Nederlandse vrouwen nog altijd financieel afhankelijk van de man. En zolang je afhankelijk bent, komen de gelijke kansen ook in het gedrang.
Oplossingen
Er leiden meerdere wegen naar gelijke kansen. Bij het oplossen van de economische ongelijkheid ligt de sleutel bij het meer belasten van vermogen en het minder belasten van arbeid. Voorbeelden zijn het invoeren van 100% erfbelasting of een negatieve inkomstenbelasting die er voor zorgt dat werken weer loont en de armoedeval tegen gaat. Daarnaast zou het invoeren van een 30-urige werkweek een optie kunnen zijn.
“Het kan dus: breken met de macht der gewoonte.”
Wat de politieke cultuur en het veranderen van onze koers betreft, ligt de sleutel voor een deel bij de Jonge Democraten. Bijna alle Jonge Democraten zijn lid van D66 maar hebben zich laten aanpraten dat ze ‘de luis in de pels van D66’ zijn. Op die manier ontstaat een verkeerde machtsverhouding. De ideeën van jonge leden worden daarmee afgedaan als minderwaardig. Toch gebeurt bij de Jonge Democraten precies wat Hans van Mierlo met D66 wilde bereiken. Emancipatie, gelijke kansen en politieke vernieuwing zijn er prioriteiten. Progressieve ideeën worden met elkaar besproken en bediscussieerd. En als de Jonge Democraten zich verenigen, zich als volwaardig D66 lid beschouwen en zich ook actiever opstellen op D66-congressen dan kan er echt een cultuur- en koersverandering plaatsvinden.
Zo nu en dan zie je al dat het kan. Dat D66-leden het ook graag anders willen, maar dat een kleine groep het voortouw moet nemen. Zo was er vorig jaar een flinke discussie tijdens het congres in Breda. Het landelijk bestuur had er ontraden om het basisinkomen te onderzoeken, maar het congres nam de moties, met overweldigende meerderheid aan. Het kan dus: breken met de macht der gewoonte. Tenminste: als we ons bestaansrecht als partij willen behouden en geen middelgrote, zelfgenoegzame partij willen worden.

Chris Dams is bestuurslid politiek van D66 Eindhoven en was in 2018 voorzitter van de Jonge Democraten Brabant.
Dit is het eerste essay van de vijftien ingezonden essays voor de Schrijfwedstrijd.
Een gedachte over “Voor het bestaansrecht van D66”