Wie vandaag met de trein naar Leeuwarden is gekomen, is goed genaaid. Als gemiddeld – dat heet, randstedelijk – JD-lid ben je waarschijnlijk over Zwolle gereisd. Dat is een omweg waar je zowel in tijd als in geld voor betaalt. Hoe dat zit? Je betaalt als NS-reiziger voor de afstand die je aflegt, en niet voor de hemelsbrede afstand tussen A en B. Kortom, je betaalt meer voor het feit dat er minder geïnvesteerd is in de infrastructuur naar het noorden.
Jelrik Westra en Nikki Frederiksz
Is dat niet een beetje wrang? Je zou natuurlijk ook kunnen zeggen: bereken tarieven dan op basis van hemelsbrede afstand, in plaats van op afgelegde afstand. Dan betaal je tenminste niet meer voor je omweg. Hartstikke sympathiek voorstel toch? Vonden we bij de JD ook, toen dit voorstel op het Wintercongres werd ingediend. Maar als je de JD een beetje kent, weet je ook dat dit betekent dat het voorstel verworpen is.
De tegenargumenten: het moet voor de NS toch wel rendabel blijven om naar het noorden te rijden? En is het niet logisch dat kaartjes duurder zijn als het de NS meer geld kost om via een omweg te rijden? In de kern terechte vragen. In dit (geprivatiseerde) spoorstelsel hebben onze geel-blauwe rakkers een financiële prikkel nodig om hun treinen het land in te sturen. En het noorden wordt volgens deze redenatie niet ongelijk behandeld: wanneer je een grotere afstand aflegt, mag je voor dat spoor meebetalen.
Ogenschijnlijk gelijke behandeling kan zo prima tot structurele ongelijkheid leiden. Wanneer er wegens (steekhoudende) financiële argumenten consistent minder wordt geïnvesteerd in een bepaald gebied, heeft dat toch zijn effecten. Een gebied wordt nog minder waard om in te investeren en er stroomt nog minder geld heen. Voorzieningen verdwijnen en mensen stromen weg, en daar verschijnt dan een nieuw argument om nog minder geld te steken in wat toch al een krimpregio is. Het geld zou dan immers niet bij de grootste mensenmassa terechtkomen. En zo is de vicieuze cirkel compleet.
Deze denkwijze heeft overduidelijk positieve gevolgen voor de randstad, ten koste van de regio. Laten we deze manier van redeneren daarom Randstadredeneren noemen: op basis van een simpele rekensom is het al snel meer waard om te investeren in de randstad dan in de regio. We zullen zien dat dit terugkeert in allerlei vormen van overheidsinvesteringen: van OV-verbindingen tot aan kunst en cultuur, maar zelfs als het gaat om de kans dat jij komt te verdrinken bij een overstroming.
OV-investeringen
Het gebrek aan investeringen in directere treinverbindingen naar het noorden heeft dus geleid tot duurdere treinkaartjes voor congresgangers naar Leeuwarden. Maar, hoezee, gelukkig kondigde het kabinet in november een grote investering van maar liefst 7.5 miljard aan in infrastructuur om de bereikbaarheid te verbeteren. De bevolking groeit namelijk, en de mensen moeten ook ergens wonen. Deze nieuwe woongebieden moeten ook bereikbaar zijn. Prorail was blij: maar liefst 46% van dit geld zou naar nieuwe OV-verbindingen gaan. Dus: zou deze investeringsslag ervoor zorgen dat de problemen van de bereikbaarheid van het noorden – met al zijn ruimte voor nieuwe woningen – eindelijk worden opgelost? Nee.
Spit maar eens door de beoogde infrastructuurinvesteringen van de overheid. Het randstedelijke Noord-West Nederland heeft 33 infrastructuurprojecten waar in zal worden geïnvesteerd, Noord-Nederland maar 11. Ook binnen de gebieden zie je duidelijk het verschil in investeringen tussen randstad en regio. Zo bestaat Zuid-West Nederland uit Zuid-Holland en Zeeland. 25 van de 28 infrastructuurprojecten zijn erop gericht om de infrastructuur van Zuid-Holland te verbeteren, terwijl de verre eilandenstaat Zeeland er bekaaid vanafkomt met maar drie projecten. Zie hier het Randstadredeneren: er zal juist meer worden geïnvesteerd in gebieden die al redelijk goed bereikbaar zijn, in plaats van in de minder bereikbare gebieden.
En zoals elke Randstadredenering, is deze ook best logisch. In de dichtbevolkte gebieden wonen mensen dichter op elkaar, dus elke verbetering in het OV maakt per saldo meer mensen blij. Verder leven mensen ook graag in of dichtbij de Randstad: dat hier extra woningen zullen worden gebouwd die ook bereikbaar moeten worden, is dan niet onlogisch. Milieutechnisch is het verder ook goed om te bouwen in de al bestaande stedelijke kernen: er hoeft minder natuur te verdwijnen wanneer je in dichtbevolkt gebied bijbouwt.
Maar wat is het gevolg wanneer je als land vooral de gebieden die al goed bereikbaar maakt nóg bereikbaarder maakt, en verhoudingsgewijs juist minder investeert in de regio? Juist: leegloop van de regio, omdat je de randstad naar verhouding nog aantrekkelijker maakt.
Kunst en cultuur
We stappen even af van het onderwerp van de bereikbaarheid van de regio. Inmiddels hebben we het op dit congres niet alleen over de geografische barrières in ons land, maar vooral over de culturele kloof in Nederland. Wanneer het culturele verschil tussen stad en regio te groot wordt, trekken hoogopgeleiden weg uit de regio, is de conclusie van Sander Schimmelpenninck. Dezelfde conclusie lijkt te volgen uit de rapportage van het NRC over hetzelfde onderwerp. ‘Er is geen ruimte voor diversiteit en progressieve ideeën’, stellen de vertrekkers. Gevolg: braindrain en krimp in de regio.
Laten we dan eens investeren in progressieve ideeën en diversiteit in de regio, zou je zeggen. En er wordt ook geïnvesteerd in progressiviteit, diversiteit en al dat andere waar de D66-elite zo goed op gaat. Oud-minister van Engelshoven heeft bijvoorbeeld een nieuw plan voor culturele subsidieregelingen opgetuigd. 21 miljoen euro voor kunst en cultuur, vooral voor minder geïnstitutionaliseerde makers, met extra nadruk op diversiteit en inclusiviteit. Waar kwam het geld terecht? Voor 81 procent in de vier grote steden. In Overijssel en Gelderland werd geen enkele aanvraag gehonoreerd.
En ook dit Randstadredeneren is in de basis goed uit te leggen: diversiteit en inclusiviteit waren voorwaarden voor de toekenning van subsidies. Zo werd bijvoorbeeld gekeken naar hoeveel bezoekers met een migratieachtergrond een theatergezelschap zou trekken. En bezoekers met een migratieachtergrond wonen vooral in de Randstad. Begrijpelijke keuze om zo’n inclusief kunstproject te willen subsidiëren, toch? Maar elke keuze om subsidie op één plek uit te geven, is de keuze maken om het op een andere plek niet uit te geven. En als je de Randstad geld geeft voor inclusieve kunst in plaats van kunstgezelschappen in de regio te subsidiëren, verdiept dit de culturele kloof tussen randstad en regio. Om dan nog maar te zwijgen over regionale diversiteit. Hoe progressiever je al bent, hoe meer subsidie je krijgt. De Randstad wordt gesubsidieerd om steeds progressiever te worden, en de regio blijft steeds verder achter. Zie hier weer de vicieuze cirkel, versterkt door overheidshandelen.
De druppel die de dijk doet doorbreken
Randstadredeneren zet de regio dus overduidelijk op achterstand waar het gaat om cultuur en openbaar vervoer. Maar gecombineerd met de (inmiddels onherroepelijke) gevolgen van klimaatverandering zijn de implicaties van Randstadredeneren voor de regio niet alleen nadelig, maar zelfs ronduit gevaarlijk. Dat zit zo: in onze Waterwet wordt het wettelijke overstromingsrisico voor een gebied vastgelegd met een simpele rekensom – de overstromingskans vermenigvuldigd met de economische schade bij een daadwerkelijke overstroming. Ogenschijnlijk verstandig, want bij mogelijk grotere schade wil je een gebied beter beschermen. In de woorden van kennisinstituut waterbeheer Deltares: “We gaan op zoek naar de optimale balans tussen de maatschappelijke kosten en de maatschappelijke baten.”
Maar het is die ‘optimale balans’ waardoor de heftige overstromingen van 2021 in Limburg plaatsvonden, en niet in hartje Zuid-Holland. Wie de Waterwet er weer bij pakt, ziet namelijk de verschillen. Voor het gebied rondom Rotterdam is vastgelegd dat we accepteren dat er jaarlijks een kans van 1 op de 10.000 is op een overstroming. Voor Roermond: 1 op de 100 kans per jaar. Honderd keer meer kans, dus. Aan de voorkant wellicht een ingecalculeerd risico, aan de achterkant op geen enkele wijze uit te leggen aan de mensen die twee jaar geleden te maken kregen met een blankstaande huiskamer. Gecombineerd met het gegeven dat overstromingen zoals in Limburg in de toekomst helaas vaker voor zullen komen, brengt ons dit tot een macabere conclusie: mensenlevens in de regio zullen bewust vaker in gevaar komen door klimaatrampen dan mensenlevens in de Randstad.
Deze drie voorbeelden laten zien hoe de basisprincipes van economische groei paradoxaal genoeg toch kunnen leiden tot krimp. Je investeert je geld daar waar je het meeste rendement mag verwachten. Maar voor elke plek waar je kiest om geld in te investeren, kies je er impliciet voor om dat ergens anders niet te doen. Om Randstadredeneren te doorbreken is het daarom nodig om radicaal anders te gaan denken over wat we eigenlijk zien als bewuste en noodzakelijke groei, en welke krimp we daarbij willen accepteren.
Hopelijk biedt het wat stof tot nadenken voor de helse – en te dure – treinrit terug van Leeuwarden naar Amsterdam CS.

Bron foto’s: Nederlandse Spoorwegen en Flickr-pagina Jonge Democraten