De eeuwige belofte van een correctief referendum

Net als met de Sinterklaas-intocht heeft het correctief referendum elk jaar wel zo’n momentje: Komt ‘ie nou wel of niet? Maar waar de stoomboot elk jaar toch weer veilig in een middelgrote gemeente aanmeert, strandt het referendum altijd in het zicht van de haven. Inmiddels is de SP onder leiding van hoofdpiet Renske Leijten, belast met de taak om de directe democratie uit het bestuurlijke silt te trekken. De vraag rijst: Hoe zijn we hier gekomen?

Richard Korpel

1.    De Bataafse Republiek

Het eerste Nederlandse referendum is een product van de Bataafse Republiek. Eenmaal als satellietstaat van Frankrijk streven democratie-gezinden Bataven in 1797 ernaar de Unie van Utrecht (1579) te vervangen met een nieuwe grondwet. Belangrijkste inzet: moet Nederland een eenheidsstaat of een federatie worden? Toen het voorstel met 108.761 stemmen tegen en 27.955 stemmen voor werd verworpen, pleegden radicale Bataven met behulp van de Fransen een staatsgreep om die eenheidsstaat alsnog te bewerkstelligen. Als zij de federalisten daarna uitsluiten van elke politieke participatie blijkt dat hele democratie-gebeuren opeens een stuk soepeler te gaan. 

De democratie stond duidelijk nog in de kinderschoenen; ze begrepen niet dat je de 49% gewoon moet naaien

Tenminste, tot een tweede staatsgreep door gematigde Bataven de radicale stroming vervangt. Zij voeren in 1798 de tweede versie van de grondwet in. Het duurt drie jaar voor de Fransen daar weer los zand van maken. Het tweede Nederlandse referendum, om dus die nieuwe, nieuwe grondwet goed te keuren, is minder fraai dan het eerste. Nog los van het extreem beperkte kiesrecht, wordt de meerderheid bereikt door mensen die thuisblijven automatisch tot de ‘ja’-stemmers te rekenen. 

2.    Lokale referenda

Vervolgens duikt het referendum weer op als Hillegom er een uitschrijft in 1906. Het gaat erom of de bewoners liever een kermis of een volksfeest wilden. In een wat vreemde uitkomst besloot de gemeente uiteindelijk voor beide opties te kiezen te kiezen, omdat ze allebei aardig wat stemmen kregen. De democratie stond duidelijk nog in de kinderschoenen; ze begrepen niet dat je de 49 procent gewoon moet naaien. Na nog twee referenda in andere gemeenten die ook over het houden van kermissen gingen – er waren blijkbaar geen echte problemen in de twintigste eeuw – stelde de Tweede Kamer dat referenda in strijd waren met de gemeentewet. De democratische draaimolen stond weer stil.  

Overigens hebben er, sinds het ontstaan van lokale verordeningen die referenda wel toestaan, 214 gemeentelijke referenda plaatsgevonden. Die gaan vooral over gemeentelijke herindelingen en soms om het kiezen tussen verschillende burgemeesterskandidaten. Hiervan zijn 33 referenda door burgers ingediend. Volgens Binnenlands Bestuur wordt in zeventig procent van alle referenda de uitkomst ook echt ingewilligd, wat gezien wordt als bewijs dat er naar burgers geluisterd wordt. Gezien de landelijke referenda-afhandelingen die in de alinea’s hieronder zullen volgen kun je inderdaad niet al te kritisch naar die overige dertig procent kijken.

3.    Een lokaal referendum over Europa

Ruim vijftig jaar voor het referendum over de Europese grondwet besloot de overheid in 1952 proefreferenda over Europese integratie te houden. Twee steden. Delft en Bolsward, werden gekozen omdat ze een goede demografische doorsnee zouden zijn en hun verkiezingsuitslagen met het landelijk gemiddelde overeen kwamen. Mede door de media-aandacht was er een opkomst van 74 procent en mede doordat het puin van de Tweede Wereldoorlog pas net in de restafval was verdwenen, stemde 97 procent voor meer Europese eenheid. Ironisch genoeg ging het onder andere om invoering van een Europese grondwet. Een concretere invulling daarvan zou in het referendum van 2005 hard worden neergesabeld. 

4.    Politieke stromingen

Ohja, D66. In het allereerste verkiezingsprogramma uit 1967 is te lezen: “De mogelijkheden en wenselijkheden van een referendum in bijzondere omstandigheden dienen nader te worden bestudeerd”. Deze tandloze zin zou het volgende verkiezingsprogramma (1971) niet halen. Dat schrijft D66 namelijk samen met de PvdA en de P.P.R (een van de voorlopers van Groenlinks). Toch groeit zowel binnen als buiten D66 langzaam de belangstelling voor het idee. Vervolgens duikt het referendum even op bij de Staatscommissie Biesheuvel begin jaren tachtig. De commissie raadt aan een correctief referendum in te voeren, maar niemand geeft het op tijd door aan de mensen die de grondwet van 1983 moeten wijzigen.  

Het verzet tegen democratische expansie blijft een diepgewortelde Christelijke traditie die confessionele partijen tot op heden weten vol te houden

De grootste horde voor de invoering is het CDA; een partij waar je in de jaren tachtig niet omheen kunt. Als het referendum er in 1999 dreigt te komen, formuleert het CDA vage ‘principiële bezwaren’. ‘Volkssoevereiniteit’ is voor hen helemaal niet zo wenselijk, ook al wordt de parlementaire democratie door hetzelfde ideaal gestut. Maar het verzet tegen democratische expansie blijft een diepgewortelde Christelijke traditie die confessionele partijen tot op heden weten vol te houden. 

Toch komt er in 1999 dus een kans, dankzij de Paarse kabinetten zonder het CDA. Kok-II (Pvda, VVD, D66)  wil het correctief referendum in 1999 eindelijk grondwettelijk vastleggen. Het is ironisch dat een maatregel die de macht terug moet geven aan de massa, uiteindelijk sneuvelt door een enkele man: Hans Wiegel. Hij leidt tijdens de ‘nacht van Wiegel’ een bende van vijf dissidente VVD’ers met gewetensbezwaren, in een debat dat 16 uur beslaat. Het referendum zou volgens hen de vertegenwoordigende democratie aantasten

De andere VVD’ers breken uiteindelijk, maar Wiegel niet, waardoor de grondwetswijziging een enkele stem tekort komt. D66 laat vervolgens het kabinet vallen, waarop een bemiddelingspoging volgt. Om Kok-II voort te zetten krijg D66 tijdens een tijdelijke referendumwet als goedmakertje. Hoewel er van die wet nooit gebruik is gemaakt, zou het landelijke referendum niet lang hierna zijn eerste vlieguren maken. 

5.    Landelijke Referenda (2005-2017)

Nederland krijgt in 2005 z’n eerste landelijke referendum in ruim tweehonderd jaar, wanneer er een raadgevend referendum over de Europese grondwet gehouden wordt. Uiteindelijk is 61 procent tegen en 38.5 procent voor (63 procent opkomst). Het referendum werd nota bene georganiseerd door progressieve partijen die pro-Europa waren. Uit een peiling bleek echter dat ook vier op de tien D66-stemmers zich tegen de grondwet hadden gekeerd. Mede door een gelijksoortige uitslag bij een referendum in Frankrijk ging de Europese grondwet van tafel. In 2009 werd deze echter nog eens opgewarmd in de magnetron om uiteindelijk in iets andere vorm als verdrag van Lissabon toch geslikt te worden.

Vervolgens moest de wet raadgevend referendum vanaf 1 juli 2015 de opmaat vormen naar een echt correctief referendum. Hieruit volgde het referendum over het associatieverdrag met Oekraïne in 2015 en het referendum over de sleepwet in 2017. Beide keren keerde het volk zich tegen de lijn die het kabinet wenselijk achtte, door overwegend tegen te stemmen. Beide keren bleek het proces erna vooral performatief en werd met de gegeven raad uiteindelijk net zoveel mee gedaan als jouw beoordeling van de Achmea-klantenservice. 

6.    En nu?

Sinds 2018 is de wet raadgevend referendum weer ingetrokken. Het had de opmaat moeten zijn voor een correctief, bindend referendum, maar de praktijkvoorbeelden hebben volgens Rutte III dat politieke draagvlak alleen maar doen eroderen. De VVD heeft Wiegel inmiddels gelijk gegeven en is tegen. D66 is echter nog altijd voor een correctief referendum, mits het een hoge opkomstdrempel heeft, er geen dubbelzinnigheid over de uitkomst is en het geen betrekking kan hebben op internationale wetgeving. 

Op een zeker moment kan D66 zich wel eens gaan afvragen of er nog wel gevochten moet worden voor een maatregel die de partij en de wensen van haar achterban keer op keer dwarsboomt

Maar eigenlijk is ook bij D66 goed te merken dat het enthousiasme voor het referendum is bekoeld. Een rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau liet zien, dat de steun voor referenda voor het Oekraïne-debacle 84 procent was en sindsdien is gezakt naar 69 procent. Het zijn vooral de hoogopgeleiden die deze daling hebben veroorzaakt, uit ontgoocheling over het proces en de uitkomst. Op een zeker moment kan ook D66 zich wel eens gaan afvragen of er nog wel gevochten moet worden voor een maatregel die de partij en de wensen van haar achterban keer op keer dwarsboomt. 

Tegelijkertijd is de kamermeerderheid nog altijd ruim; ook de benodigde tweederde meerderheid voor een grondwetswijziging is doenbaar als er electorale verschuivingen plaatsvinden (weg van de VVD en het CDA). Het onderwerp is inmiddels overgenomen door SP-kamerlid Renske Leijten; eergisteren werd bekend dat haar partij het proces weer helemaal opnieuw gaat opstarten. Het begint zo langzamerhand te lijken op een crypto-motie op een JD-congres. Maar het feit dat ook dat getouwtrek uiteindelijk tot een nieuw standpunt heeft geleid – voor nu – geeft leven aan de hoop. Misschien krijgen al die hand-in-hand rennende democraten en populisten de regenboog dit jaar eindelijk te pakken.


Bron foto: Pexels free photos

Geef een reactie