Was het pispoten, blind met dartpijltjes gooien of toch een potje koehandel? De koppeling tussen de nieuwe ministers en hun posten lijken bij Rutte IV haast willekeurig. Hugo de Jonge wordt minister van wonen met als voornaamste ervaring dat hij in een huis woont. Kasja Ollongren wordt een minister van defensie die, ondanks haar studie buitenlandse betrekkingen, toch vooral overkomt als iemand die daar is neergezet omdat ze het een leuk onderwerp vond waar ze graag meer over wilde weten.
Richard Korpel
Ook de VVD probeert eens wat nieuws: Dilan Yesilguz wordt de eerste minister van justitie die nooit heeft hoeven kloten met duizend plakstickertjes en een heel dik wetboek. Afgezien van de haast technocratische benoemingen van Robbert Dijkgraaf en Ernst kuipers lijkt Vak K straks niet van al te veel vakkennis doorspekt te zijn, constateerde ook al het NRC. Hoe erg is dat?
De discussie is niet nieuw. Vooral op defensie wordt altijd gemopperd dat er nu eens een oud generaal met kennis van zaken de troepen moet gaan leiden. Daarnaast is er in het ideaalbeeld van veel politiek filosofen geen ruimte voor beroepspolitici; het moeten mensen zijn die zich geroepen voelen vanuit de samenleving.
Eén van de mildere, ogenschijnlijk redelijke voorstellen van Forum voor Democratie was in 2017 het zakenkabinet, met louter experts. Hoewel Forum daar nog steeds interesse in had bij deze formatie, samen met Bij1 en BBB, hebben ze dit idee op een wat lager pitje gezet toen -zul je net zien- bij de pandemie plotsklaps alle experts tot de staatsgevaarlijke elite bleken te behoren. Maar in 2017 resoneerde het idee behoorlijk. Het lijkt immers een no-brainer dat een minister met affiniteit en vakkennis effectiever kan besturen.
Een heel andere operatie
Toch is het bewijs voor de meerwaarde van vakkennis dun, in ieder geval in politieke context. Human resource management-onderzoek resulteerde in de bevindingen dat leiders met vakkennis effectiever kunnen leiden en zich empathischer kunnen opstellen, waardoor werknemers gelukkiger zouden zijn.
Zo worden volgens het Harvard Business Review de beste ziekenhuizen geleid door (oud)-doktoren. De politieke arena is echter dusdanig anders, dat je evengoed kan stellen dat politiek kapitaal de echte vakkennis betreft. Zo is menig politieke outsider verzopen in de bestuurlijke spelregels en de andere manieren van doen, en kan al die empathie vaak niet voorkomen dat de oud-docent bezuinigingen op onderwijs moest doorvoeren als anderen het Haagse spel beter spelen.
Ook op het ministerie van Justitie en Veiligheid konden gerechtelijke dwalingen niet worden voorkomen door alle oud-juristen.
Voorstanders van ministers met vakkennis komen vaak met specifieke voorbeelden. Niels Roelen, schrijver en officier bij de landmacht, claimt in het NRC dat een minister met kennis van zaken de chaos in Afghanistan beter had voorzien, maar meldt in datzelfde stuk dat de enige minister met relevante ervaring, Joris Voorhoeve, Srebrenica ook volledig verkeerd had ingeschat. Ook op het ministerie van Justitie en Veiligheid konden gerechtelijke dwalingen niet worden voorkomen door alle oud-juristen. Zo vergiste minister Grapperhaus zich tijdens zijn bruiloft in het complexe juridische gelijkheidsbeginsel dat de regels ook voor ministers gelden.
De technocratie-paradox.
Politieke duiders brengen als tegenoffensief twee argumenten waarom er met beroepspolitici prima gerouleerd kan worden. Ten eerste: Leiding geven aan een ministerie doe je nooit alleen. Iedere minister omringd zich door topambtenaren die zijn of haar sokken kunnen stoppen. Ten tweede is het Haagse Pluche zo door de wol geverfd, dat ze in groot tempo in staat is dossierkennis tot zich te nemen. Zo wordt Hugo de Jonge door duider Julia Wouters neergezet als een soort levende spons die binnen no-time weer in de woonmaterie zal zitten.
Op beiden argumenten is het nodige af te dingen. Ook bij geslepen politici kost inlezen domweg tijd. Bij defensie lieten de ministers pas halverwege hun ambtsperiode weten dat ze ‘bij’ waren. Als je ervan uitgaat dat je alleen met vakkennis effectief kan bestuderen, ben je al snel je halve regeerperiode kwijt.
Misschien bezitten juist de beroepspolitici echter de dikke huid en de politieke gereedschapskist om de storm te navigeren.
Gelukkig zijn er dan nog de ambtenaren om te doceren of om voor te zeggen. Het probleem daarmee is dat bij een te grote zogenaamde informatie-assymetrie de minister niet kan bepalen of hij A) wel echt met experts te maken hebben en B) of die experts niet de informatie-assymetrie misbruiken om beslissingen naar de minister te souffleren die het departement dienen in plaats van het landsbelang.
(Top)ambtenaren dragen in het Nederlandse stelsel, waar ambtenaren ongeacht de politieke benoeming altijd blijven zitten, al vaker de bedenkelijke titel: schaduwmacht. Om nog maar te zwijgen over ingehuurde adviesbureau’s en lobbygroepen die de overheid altijd iets in de soep proberen te stoppen. Paradoxaal genoeg lijkt het er dan op dat een topdeskundige die door alle onzin heen kan prikken, het Nederlands bestuur juist minder technocratisch kan maken. Vakkennis versterkt de positie van de minister, en uiteindelijk is deze democratisch gelegitimeerd.
Een ongespreid spijkerbed
Uiteindelijk hebben de Rob Jetten’s van deze wereld misschien geloofwaardigheid als grootste probleem. De aankomende minister van Justitie en Veiligheid meende onterecht dat er een juridisch kader is om antisemitisme te straffen, waarna het OM haar corrigeerde. Het is bij de koffieautomaten binnen en buiten het ministerie toch datgene dat blijft hangen. Misschien bezitten juist de beroepspolitici echter de dikke huid en de politieke gereedschapskist om de storm te navigeren. En juist die mediastorm doet de beste stuurlui vaak aan wal blijven staan.
Ernst Kuipers en Robbert Dijkgraaf, waarvan wordt gesteld dat ze ‘te slim’ zijn voor Den Haag en gevreesd wordt voor hun kamerverantwoordingen
In een ideale wereld heb je immers een politicus die zowel over vakkennis als bestuurlijke kennis beschikt, maar uit deze kleine poule blijken er maar weinig te porren voor een baan waar je beschimpt wordt bij het minste of geringste (zoals een minister van Justitie die zich niet aan de coronaregels houdt; wat een oude koe om daar nu nog over te beginnen) of thuis opgezocht wordt door een leegschedel met een fakkel van de intratuin. Niet voor niets zijn de eerste tekens van medelijden al getoond jegens Ernst Kuipers en Robbert Dijkgraaf, waarvan wordt gesteld dat ze ‘te slim’ zijn voor Den Haag en gevreesd wordt voor hun kamerverantwoordingen. Kortom, het is misschien best een idee weer eens een generaal te posten voor een ministerschap, maar de kans is groot dat hij uit veiligheidsoverwegingen liever naar de frontlinie wordt gestuurd.
Omslagfoto: Kabinet Den Uyl, met minister Bram Stemerdink van Defensie, de laatste defentie-minister die actief is geweest in het leger. Bron: Wikipedia.