Het politieke landschap versplintert. Op dit moment telt de Tweede Kamer maar liefst 18 fracties. 8 daarvan hebben 3 zetels of minder. Het maakt de discussie over een terugkeer van het districtenstelsel relevanter dan ooit. Ook binnen de Jonge Democraten zijn er steeds meer geluiden voor het districtenstelsel. Onze redacteur Julian Talma vindt het maar een slecht idee en legt uit waarom.
Julian Talma
Voordat we het gaan hebben over een (her)invoering van het districtenstelsel, is het belangrijk om te realiseren dat Nederland tot 1917 zo’n stelsel kende. Elk district, van ongeveer dezelfde grootte, koos één of meerdere afgevaardigden die het district mochten vertegenwoordigen in de Tweede Kamer. De verliezer? Die ging met lege handen naar huis.
Al snel bleken er een hoop haken en ogen aan deze opzet te zitten. We schaften het af en ons huidige stelsel kwam ervoor in de plek. De geschiedenis herhaalt zich, dus laten we lessen trekken uit dit verleden, voordat we het districtenstelsel opnieuw invoeren.
Gesjoemel
Om ervoor te zorgen dat elk district daadwerkelijk ongeveer hetzelfde aantal mensen vertegenwoordigde, was er eens in de zoveel tijd een herindeling nodig. Dit zorgde vaak voor problemen. De zittende macht kon de districten op zo’n manier indelen, dat de kans dat zij opnieuw een meerderheid zou halen groter werd – kiesrechtgeografie, of ‘Gerrymandering’. Dit gebeurde bijvoorbeeld in 1869 in Sneek. Het aantal afgevaardigden van dat district werd door de liberalen verhoogd van twee naar drie om te voorkomen dat er een extra district bij zou komen. De kans was groot geweest dat de antirevolutionaire die anders hadden gewonnen.
Ook tegenwoordig speelt dit nog steeds. In de Verenigde Staten, bijvoorbeeld, waar ze een districtenstelsel hebben. Altijd weer zorgt het verleggen van de grenzen voor gedoe. Op deze manier kan er dusdanig gesjoemeld worden, dat een kandidaat meer districten binnenhaalt dan hun tegenstander ookal heeft de tegenstander meer stemmen. Diegene wint dan zonder de absolute meerderheid te hebben. Is dat democratisch?
Lange formatie
Toch kent een districtenstelsel ook voordelen. Zo zijn er eigenlijk nooit lange formatiegesprekken nodig. Vaak heeft één partij alleen al een meerderheid, of is het niet moeilijk om een tweede (kleinere) partij te vinden als coalitiepartner. In het Verenigd Koninkrijk gebeurt dit met enige regelmaat. Bovendien hebben kiezers in een districtenstelsel het gevoel dat ze rechtstreeks kiezen wie er aan de macht komt. Een gevoel dat weinig mensen in Nederland zullen herkennen.
Maar dat laatste zou op te lossen moeten zijn met bijvoorbeeld een gekozen minister-president, waar ik zelf voorstander van ben. Natuurlijk is het belangrijk dat er snel een regering gevormd wordt, en wat dat betreft valt er absoluut iets te winnen in Nederland. Maar is dat al het gesjoemel met ónze stemmen waard?
Scheve verhoudingen
Bovendien zorgt een districtenstelsel voor ontzettend slechte verhoudingen. Een artikel van NOS illustreert dit heel duidelijk. Ze laten daarin zien hoe de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 er met een districtenstelsel uit had gezien. De VVD is met 110(!) zetels (bijna 75%) verreweg de grootste. En dat terwijl ze maar 21% van de stemmen haalden.
Dit “winner-takes-it-all” systeem zorgde er al in de negentiende eeuw voor dat veel mensen zich niet goed vertegenwoordigd voelden. De verkiezingen hadden simpelweg geen betekenis meer voor hen. Als je toch al weet dat jouw geprefereerde kandidaat het niet gaat halen, dan zijn er nog maar twee opties over: niet stemmen, of stemmen op je tweede, derde of zelfs vierde keus. Beide zijn naar mijn mening niet goed voor de democratie.
Regionale band
En dat terwijl de band tussen Tweede Kamerleden en burgers juist als een groot argument vóór het districtenstelsel wordt gezien. Als je per district je eigen afgevaardigde kiest, zorgt dit ervoor dat er voor alle regio’s van het land minstens één vertegenwoordiger is. Vergelijk dat met de huidige situatie: 70 procent van de Tweede Kamerleden komt uit de Randstad, tegenover 44 procent van de bevolking.
Maar weegt dit argument op tegen de misrepresentatie die het districtenstelsel als gevolg heeft? Naar mijn mening niet. Zeker niet in deze tijd, waarin volksvertegenwoordigers bereikbaarder dan ooit (kunnen) zijn via social media en er al een hoop aandacht is voor deze lokale vertegenwoordiging.
Buitenland
Daarnaast kunnen we een voorbeeld nemen aan andere landen, zoals Australië en Nieuw-Zeeland. Zij hadden beide een districtenstelsel, maar zijn overgestapt naar andere systemen. En ook in Canada, dat nu nog een districtenstelsel heeft, wordt deze discussie breed gevoerd. De scheve verhoudingen zijn ook daar erg duidelijk: De partijen Bloc Québécois en de Groenen kregen ongeveer evenveel stemmen, maar respectievelijk 32 en drie zetels. In 2016 kwam een staatscommissie met de aanbeveling om het stelsel van evenredige vertegenwoordiging in te voeren, het Nederlandse stelsel.
Al met al vind ik de herinvoering van het districtenstelsel een slecht idee. Het zorgt vaak voor ontzettend scheve politieke verhoudingen, betekenisloze verkiezingen en een hoop gesjoemel met districtsgrenzen. We hebben het niet voor niets afgeschaft in 1917. En de geschiedenis herhaalt zich. Toch?
Bron afbeelding (de Gerrymander): Boston Gazette
Jouw bijdrage ook in de DEMO? Neem nu contact op met de hoofdredactie. Om een artikel geplaatst te krijgen heb je geen journalistieke ervaring nodig, maar vooral enthousiasme. De verdere invulling vindt plaats in overleg.