Op mijn oude basisschool hadden bepaalde juffen en meesters de neiging onhandelbare kinderen naar een specifieke boeman te sturen. Hij zat elke week op zijn bureau en preekte dat hij in zijn twintig jaar tijd als leraar nog nooit zoiets had meegemaakt. Op korte termijn moet het vast hebben gewerkt, maar vanuit didactisch oogpunt moet het niet het hoofdgereedschap in je gereedschapskist worden. De Rotterdamwet is al meer dan vijftien jaar het equivalent van de meester die de leerling de klas uitstuurt. Alleen is er een brisant verschil: de Rotterdamwet weert mensen nog vóórdat ze iets hebben gedaan bij een woning, op basis van hun sociaaleconomische kenmerken.
Richard Korpel
De wat?
De ‘’Rotterdamwet’’ beslaat drie artikelen (8,9 en 10) uit de wet Bijzondere Maatregelen Grootstedelijke Problematiek. Mensen zonder inkomen uit arbeid, AOW, pensioen of studiefinanciering die minder dan zes jaar in een gemeente wonen, kunnen geweigerd worden uit kwetsbare wijken, omdat zij meer geneigd zouden zijn tot overlastgevend gedrag (artikel 8). Daarnaast kunnen bepaalde beroepsgroepen zoals leraren en kunstenaars via artikel 9 worden voorgetrokken in de toewijzing, met de gedachte dat zij met hun aanwezigheid bijdragen aan het ‘’schoon en heel houden’’ van de wijk. Via artikel 10 kunnen mensen waarvan bij de politie melding is gemaakt -let wel, alleen een melding is voldoende- van overlastgevend gedrag geweerd worden.
De gedachte hierachter klinkt logisch. Waarom een kwetsbare wijk nog meer belasten? Is iedereen niet gebaat bij een betere spreiding als het echt niet anders kan? Onder dat excuus is de wet de afgelopen jaren steeds populairder geworden. Zo gaat het inmiddels om ongeveer 50.000 woningen in gemeenten als Tilburg, Nijmegen en opvallend veel randgemeenten van Rotterdam zoals Capelle aan de IJssel, Schiedam en Vlaardingen.
De oorsprong
Het succes van de wet is opvallend gezien de oorsprong. Vijftien jaar geleden werd het middel ingezet als tijdelijke noodmaatregel. Een juridisch geitenpaadje dat bij hoge uitzondering vrijheid van huisvesting en andere persoonlijke vrijheden inperkte, om zogenaamd erger kwaad te voorkomen. Niet voor niets moest elk verzoek worden goedgekeurd door de minister. De uitzaaiing van dit paardenmiddel doet bijna vermoeden dat Pete Hoekstra gelijk had, toen hij zei dat er in Nederland no-go zones waren, waar politici in brand worden gestoken.
Dat staat nog los van de vraag of die situatie in de eerste plaats ooit echt zo nijpend is geweest in Rotterdam. Daar was de maatregel direct terug te leiden tot een rapport uit 2003, dat voorspelde dat Rotterdam zal in de toekomst “jonger, armer en zwart” zal worden. Wijken als Charlois zouden in 2016 voor 80% uit immigranten bestaan. Men was niet bang om de link met verloedering te leggen en die segregatie moest worden tegengegaan. Aangezien spreiden op etniciteit niet mag volgens artikel 1 -al probeerde de gemeente dit wel in 1972-, werd er gekozen voor het bijstandscriterium. Bovengemiddeld veel immigranten waren immers bijstandsgerechtigd. Uiteindelijk bleken dan ook vooral jonge mannen met een migratieachtergrond de dupe van de wet. \
De effectiviteit
Het dystopische escape-from-New-York scenario dat Rotterdamse ambtenaren schetsten bij de oorsprong van de wet, in de tijd van Pim Fortuyn, lijkt inmiddels afgewend. Heeft die wet dan zo goed gewerkt?
Het ligt voor de hand dat er wel bewijsbare resultaten tegenover die ernstige inperking van persoonlijke vrijheid moet staan. Toch heeft Rotterdam in die vijftien jaar niet één keer het effect kunnen bewijzen. Uit onafhankelijke onderzoeken, het meest omvangrijke is van de kenniswerkplaats leefbare wijken, bleek dat de wijken met de Rotterdamwet het niet beter of zelfs slechter deden dan de wijken zonder. Het aantal bijstandsgerechtigden nam logischerwijs af, maar dat kan en mag enkel een middel zijn om het doel te behalen. Het doel, minder overlast, lijkt onaangeroerd door deze maatregel.
Een onvriendelijke voet tussen de voordeur, in plaats van meer actieve ingrepen vanuit een sociologisch perspectief.
Er zijn legio verklaringen voor het uitblijven van effect. Ten eerste is de wet nogal arbitrair. Mensen met een lichamelijke beperking vallen bijvoorbeeld ook onder de groep zonder inkomen uit arbeid. Inmiddels wordt de wet ook op straatniveau toegepast. Dat zou betekenen dat je in een straat met een verzorgingstehuis opeens niet meer kan wonen als jonge alleenstaande moeder. Ten tweede blijken de geweigerden vervangen te worden door andere kwetsbare groepen, alleen dan met een (laag) inkomen. Maar bovenal is de link tussen het hebben van een bijstandsuitkering en het geven van overlast simpelweg niet bewezen. Als dat wel zo was, had de gemeente een waterbedeffect gehad naar wijken die net te ‘goed’ waren voor de Rotterdamwet. Ook dat effect is echter niet bewezen.
De centrale strekking is dat leefbaarheid in veel meer dingen zit dan het percentage kwetsbare mensen. Rapporten van de kenniswerkplaats sociale vraagstukken hinten er zelfs op dat door de Rotterdamwet de noodzaak voor andere actieve ingrepen niet meer nodig is. De Rotterdamwet lijkt vooral de bloemetjes buiten te zetten in een papieren paleis.
Tabee Rotterdamwet?
Preventie van overlast is wel vaker een beleidsveld waar ethiek en ‘het veld’ botst met een papieren werkelijkheid. De generalisering dat bijstandsgerechtigden automatisch een wijk minder leefbaar maken, lijkt zodoende destructief over dezelfde lijnen als dat bij etnisch profileren geschied. Een onvriendelijke voet tussen de voordeur, in plaats van meer actieve ingrepen vanuit een sociologisch perspectief.
Rotterdamse ambtenaren en bestuurders hebben altijd aangegeven tevreden te zijn over de wet, omdat causaliteit bij zo’n multi-gefacetteerd probleem als leefbaarheid nou eenmaal niet te bewijzen is. Ook stellen ze dat de maatregel in de context van de andere maatregelen moet worden gezien, en dat het zonder de Rotterdamwet nog erger met de probleemwijken gesteld zou zijn.
Er gaat een zekere bestuurlijke onmacht vanuit.
Er is zeker wat voor te zeggen dat het een complex probleem is en dat effect in het veld lastig aan te tonen is. Maar als het echt erger zou zijn zonder Rotterdamwet, is dat nog steeds niet bepaald een overwinning te noemen. Er gaat een zekere bestuurlijke onmacht vanuit. Een kind dat zijn kamer denkt op te ruimen door alles onder het bed te schuiven, of een overwerkte juf of meester die bij gebrek aan vaardigheid grote groepen leerlingen eruit stuurt. Maar achter elke verlenging en elke uitspreiding schuilen veel lokale leedverhalen. Immigranten die niet konden inwonen bij familie en bewoners die na sloop van hun woning niet meer in aanmerking kwamen voor nieuwbouw in de omtrek. Mensen die niet in de buurt van vrienden, werk of hun studie kunnen wonen.
Terwijl de lokale proefballon is opgestegen in andere gemeenten, heeft Rotterdam zelf inmiddels toegezegd artikel 8 in ieder geval te schrappen. Aangezien dit al eerder is beloofd verdient de wet nog altijd met een kritisch oog gevolgd te worden. In gelul kun je immers niet wonen.
Bron omslagfoto: Deelgemeentehuis Charlois, Rotterdam – Wikimedia Commons