Wanneer je in Google’s nieuws tab op ‘jeugdzorg’ zoekt, dan vliegen de problemen je letterlijk om de oren. “Organisaties slaan alarm” kopt het AD, de NOS maakt bekend dat er dit jaar meer geld naar jeugdzorg gaat en de NRC pakt uit met een drieluik over de problemen in de jeugdzorg. In het kader van de themamaand ‘living la vida lokaal’ onderzoekt is de DEMO in gesprek gegaan over de decentralisatie van de jeugdzorg met vier medewerkers in verschillende takken van de complexe jeugdzorgsector.
Marthijn Kinkel
In 2015 ging de jeugdzorg van centraal niveau naar een lokaal niveau. De gemeenten werden dus verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Deze systeemverandering ging ook nog eens gepaard met flinke bezuinigingen. Wij bespraken de problemen van deze transitie – namelijk onhoudbare financiën, hoge werkdruk, en hoe de ouders en kinderen hier de dupe van zijn – en oplossingen met de volgende vier werknemers:
Susan is gezinsbehandelaar en begeleid ouders in de opvoeding van hun kinderen in de leeftijd 4-12 jaar. Veel van haar cliënten komen via de huisarts en vallen in het vrijwillige kader. Frank werkt op een woongroep voor jongeren met een Autisme Spectrum Stoornis in de leeftijd van 18-30 jaar. Ook Frank werkt vooral met jongeren die zelf bij de woongroep aankloppen omdat zij (nog) niet op eigen benen kunnen staan. Isabella begint komende maand als gedragswetenschapper en zal de verantwoordelijkheid dragen over een team van jeugdbeschermers en cliënten in het gedwongen kader. Marie werkt op dit moment ook als gedragswetenschapper en screent pleeggezinnen. Ze is al meer dan 25 jaar werkzaam in de jeugdzorg en kent de sector door en door.
De financiën
In 2019 gaven gemeenten 1,6 a 1,8 miljard euro meer uit aan jeugdzorg dan dat ze middelen van het Rijk hebben ontvangen. De kosten stijgen, het aantal jongeren in de jeugdzorg blijft stijgen, terwijl het Rijk juist wil bezuinigen. Onze gesprekken maken duidelijk dat de nieuwe rol voor de gemeenten ontzettend lastig is en dat de goedkope optie op de lange termijn juist ontzettend duur lijkt te zijn.
In 2015 krijgen de gemeenten de verantwoordelijkheid om zorg in te kopen. Zij krijgen een jaarlijks budget en moeten de zorgvraag van haar inwoners zo goed mogelijk invullen. Een gemeente krijgt te maken met jeugdzorg in het vrijwillige kader en in het gedwongen kader. Het vrijwillige kader houdt in dat ouders of jongeren zelf aan de bel trekken en via de huisarts op zoek gaan naar hulp bij bijvoorbeeld opvoedproblemen van Susan of om te kunnen wonen in een woongroep zoals bij Frank. Het gedwongen kader behelst zorg opgelegd door meestal een rechter. Dit kan begeleiding zijn voor een leerling die veel spijbelt tot het uit huis plaatsen en begeleiden van kinderen die niet meer veilig zijn thuis. In het gedwongen kader is er geen keuze voor ouder of kind en zijn de gevallen vaak veel complexer (en duurder voor de gemeente).
Vrijwillig kader
Een gemeente wil dus het liefst zoveel mogelijk goedkopere zorg in het vrijwillige kader om de kosten te drukken, iets wat niet altijd lukt. Susan vertelt: “er kwamen in 2015 veel kleine jeugdzorg partijen op de ‘markt’. Gemeenten kunnen zelf bepalen hoe zij zorg inkopen en deze kleine partijen kunnen het vaak goedkoop en lokaal, ideaal dus.” Toch ziet deze ‘kleine aanpak’ vaak dingen over het hoofd. “Vroeger, of bij grote organisaties, is er vaak eerst een gedragswetenschapper die het gezin analyseert: is het probleem waar zij voor aankloppen het enige probleem of is er meer aan de hand? Dit kost veel geld en wordt nu vaak weggelaten, maar dit zorgt ervoor dat de aanpak soms niet juist is of achteraf veel meer onderzoek nodig blijkt te zijn.” Zo wordt de goedkope vrijwillige jeugdzorg toch ineens een stuk duurder.
Frank merkt dat gemeenten op nog een manier de kosten in het vrijwillig kader proberen te drukken. “Tijdens indicatiegesprekken kijkt de gemeente of de zorg die wij leveren nog wel passend is. Dit voelt soms als wantrouwen. Ik moet nauwlettend rapporteren wat ik doe en ben veel tijd kwijt met het opschrijven dat de zorg echt nodig is.” Waar gemeenten dus proberen te controleren of de zorg wel nodig is, werken zij daarmee onverhoopt de efficiëntie tegen door de zorgmedewerker op te zadelen met hoge administratieve lasten.
Gedwongen kader
Het gedwongen kader omvat veelal de complexe jeugdzorgzaken die veel tijd, geld, maar ook tragiek opleveren. Zaken als uithuisplaatsingen, onder toezicht stellingen na verdenkingen van lichamelijk of seksueel misbruik, kortom gezinssituaties die niet makkelijk op te lossen zijn. Deze zorg is duur en wordt idealiter via preventie voorkomen. Toch is dit ook zorg die gemeenten vaak niet kunnen en willen weigeren. Zoals Isabella vertelt: “de financiering van onze zorg is vaak geen probleem. In 2019 nam het aantal ondertoezichtstellingen in een gemeente met 1/3e toe. Dit is onwijs duur, maar de gemeente betaalt dit wel.” Ook hier wordt dus duidelijk dat als de preventieve zorg het niet kan oplossen, de kosten in het gedwongen kader vele malen hoger worden.
Toch wordt ook in het gedwongen kader bezuinigd. Marie: “vroeger kozen wij vaak voor groepen, waar kinderen uit huis werden geplaatst omdat het bijna onmogelijk was om thuis te wonen. Deze zorg is vaak ontzettend duur en gemeenten kiezen liever om het kind wel thuis te houden en thuis hulp te bieden – terwijl dit in de praktijk vaak heeft geleid dat de jongeren zelf maar elders zijn gaan wonen, buiten onze radar.”
Kortom, de bezuinigingen op de vrijwillige en preventieve zorg en de enorme toename van de bureaucratie rondom de zorg hebben ertoe geleid dat het gedwongen kader sterk is toegenomen en de totale zorgkosten ook sterk zijn opgelopen.
De werkdruk
Naast de toegenomen documentatie en de tijd die een jeugdzorgmedewerker hier aan kwijt is, speelt er meer. Het grote aantal gezinnen dat bedient moeten worden door één jeugdbeschermer of casemanager is ongekend hoog. Susan vertelt dat een case manager in de praktijk soms tot wel 48 gezinnen moet begeleiden, terwijl ze eigenlijk geacht worden ook bredere ondersteuning te bieden. Stel dat deze manager 40 uur per week werkt, dan heeft deze manager 50 minuten per week de tijd voor een gezin, trek hier de reiskosten en administratie van af en er blijft misschien twintig minuten over om het gezin echt te helpen. In het gedwongen kader ligt de tijd die beschikbaar is voor een gezin iets hoger, maar daar is de zorgvraag ook een stuk groter. Isabella: “Soms denk ik wel eens, tot op welke hoogte weten wij nou werkelijk wat er achter de voordeur afspeelt. Wij kunnen niet meerdere keren per week over de vloer komen. Daar is geen tijd voor, maar dit zou wel kunnen helpen.”
Als de werkdruk zo hoog ligt, en er zo weinig tijd is, kan er dan wel goede zorg geleverd worden? Alle vier gaven ze toe dat het soms fout gaat, maar dat jeugdzorgmedewerkers over het algemeen oog voor het kind hebben en soms misschien wel teveel hart voor de zaak hebben. Frank: “wij moeten niet vergeten dat ondanks de problemen de opleidingen goed zijn en het niveau van de zorg ontzettend hoog ligt in vergelijking met andere landen, ook al is het niet altijd makkelijk, wij doen het en wij kunnen het.” Marie stelt gekscherend: “het is een hondenbaan, dus als je het volhoudt dan doe je het wel echt voor de kinderen.”
De cliënten zijn de dupe
Hoewel de meeste jeugdzorgmedewerkers het hart op de juiste plaats hebben is wel gebleken dat de sector niet voor iedereen is weggelegd. Het verloop van werknemers in de sector is ontzettend hoog en de wachtlijsten voor jeugdzorg zijn immens. Dit is vervelend voor de medewerkers, maar nog meer voor de hulpbehoevenden. Bij de meesten is het vertrouwen in de jeugdzorg logischerwijs ver te zoeken.
Susan vertelt: “Ik ken gezinnen die in twee jaar tijd al negen casemanagers hebben gehad (of jeugdconsulenten – dit heet in iedere gemeente weer anders). Leg jij jouw problemen maar eens op tafel bij iemand die jou belooft te helpen, in de wetenschap dat er volgende maand weer een nieuw iemand zit.” Ook de lange wachtlijsten schaden het vertrouwen. Frank: “veel van onze cliënten wachten al maanden op bijvoorbeeld extra psychologische zorg, iedere keer wordt gezegd dat er geen plek is en dit is een enorme stressor voor de cliënten, zij hebben baat bij hulp en duidelijkheid.”
Neem hierbij ook nog het probleem dat twee klasgenoten uit andere gemeenten soms niet eens dezelfde zorg kunnen krijgen, terwijl beide dit even hard nodig hebben en je kunt zien dat de kinderen uiteindelijk de dupe zijn van een wegbezuinigde jeugdzorgsector in verandering.
De toekomst van de jeugdzorg
Ten slotte keken wij naar de toekomst van de sector: wat is er nodig is om de jeugdzorg te verbeteren?
Susan: “We moeten wel echt vasthouden aan laagdrempeligheid van de jeugdzorg zoals deze is ingezet, er moet alleen meer geld beschikbaar zijn om dit goed te doen. In de wijken blijven, zichtbaar op basis- en middelbare scholen, wijkposten (community gevoel) en niet meer een groot log orgaan als Bureau Jeugdzorg.”
Frank: “Vertrouwen is zo belangrijk. Laat ons ons werk doen en geef ons hiervoor de ruimte. Wij moeten zoveel documenteren en zoveel is met regeltjes en doelen opgelegd. Geef ons de ruimte mensen te helpen en geef deze mensen de ruimte om zich te ontwikkelen. Wij moeten naast de mensen kunnen staan om ze te helpen, niet erboven.”
Isabella: “Zorg dat er geld vrijkomt om echt in te zetten op de preventieve zorg, want zonder goede preventie is de jeugdzorg straks echt onbetaalbaar. Om een voorbeeld te noemen: zet in op ‘voorzorg’. Deze interventie zet er al op in om moeder te helpen als ze nog zwanger is, dan tot het kind 2 jaar is helpen ze moeder, wat heb jij nodig en zetten ze in op scholing en werk van moeder. Zoiets vind ik heel mooi en daar moet geld en ruimte voor zijn.”
Marie: “Mijn ideaalbeeld zou zijn om kinderen en jongeren op school al veel meer te leren over opvoeden. Het opvoeden van kinderen is een van de belangrijkste dingen die je kan doen in het mensenleven, waarom wordt ons hier niets in geleerd? Als wij ons meer bewust worden van opvoeden, dan kunnen veel problemen al worden weggenomen.”
Bron omslagfoto: Mijn gezondheidsgids
Jouw bijdrage ook in de DEMO? Neem nu contact op met de hoofdredactie. Om een artikel geplaatst te krijgen heb je geen journalistieke ervaring nodig, maar vooral enthousiasme. De verdere invulling vindt plaats in overleg