Palmolie: veelzijdig product, veelzijdig probleem

De productie van palmolie kwam eind oktober voor de zoveelste keer in het nieuws door een rapport van de ngo ActionAid over misstanden in Guatemala. Dat land is de laatste jaren een opkomende palmolieproducent en wordt daarom een steeds belangrijkere handelspartner voor Nederland op dit gebied. Nederland is tenslotte de grootste palmolie-importeur van de EU. Gezien 43% van de in Guatemala geproduceerde palmolie naar Rotterdam gaat, moet de Nederlandse regering zich hier wat van aantrekken.

Bas Buise

Palmolie is nu nog bekend van het gebruik in biodiesel. Al jarenlang wordt het als biodiesel 10% bijgemengd in de Europese diesel aan de pomp. Oorspronkelijk dacht men dat het gebruik van palmolie voor biodiesel goed was voor het milieu. Immers, de koolstofdioxide die je uitstoot bij het verbranden van biodiesel, is daarvoor juist opgenomen door de oliepalm. Deze theoretische benadering bleek in de praktijk weerbarstig. 

In met name Indonesië en Maleisië wordt oerwoud platgebrand voor de plantages van palmen. Daarmee komt veel CO2 vrij die niet zomaar weer is vastgelegd.  Daarnaast vergt de productie van palmolie het gebruik van kunstmest en landbouwmachines, die ook bijdragen aan de uitstoot van broeikasgassen.  Al met al veroorzaakt uit palmolie geproduceerde biodiesel circa drie keer zoveel CO2 uitstoot als gewone diesel. Het is daarom maar goed dat de Europese Commissie vorig jaar heeft besloten dat palmolie niet duurzaam is en het niet meer mag worden gebruikt als grondstof voor biodiesel. 

Grote voordelen

Maar kunnen we dan helemaal stoppen met palmolie? Palmolie zit vooralsnog in 60% van de levensmiddelen die je in Nederland kan kopen. Denk hierbij aan margarine, chocolade, veel vleesvervangers en cosmetica. Van alle gebruikte eetbare oliën is in Nederland tussen de 30 en 40% afkomstig uit palmolie. Dat is ook niet zo gek want er zit een groot voordeel aan het gebruik van palmolie in plaats van andere eetbare oliën: de opbrengst per hectare is zes tot tien keer zo hoog als bij andere oliën zoals raapolie en maïsolie. Je hebt dan dus minder kostbare landbouwgrond nodig, wat het goedkoper maakt dan andere oliën. Ook zouden de alternatieven meer kunstmest en bestrijdingsmiddelen nodig hebben.

Daarnaast is een veel genoemd argument dat boeren in Maleisië en Indonesië erg afhankelijk zijn van de palmolieproductie. Als wij onze import ineens flink afbouwen, zal de welvaartsgroei daar behoorlijk in het geding komen. Ken Giller, hoogleraar plantproductiesystemen aan de Wageningen Universiteit, schetst in Vrij Nederland (2019) een volgend probleem dat opdoemt als wij ons terugtrekken uit de palmolieproducerende landen. Met onze aanwezigheid kunnen we invloed uitoefenen op het productieproces en het zo verduurzamen. Als wij weg zijn neemt in Indonesië en Maleisië de afhankelijkheid van China en India toe. Landen die zich minder druk maken over ontbossing. 

Duurzame productie

De organisatie Roundtable Sustainable Palm Oil (RSPO) is een samenwerking tussen bedrijven en ngo’s die een lijst met internationaal geaccepteerde criteria heeft opgesteld voor duurzame palmolieproductie. Deze organisatie probeert samenwerking te organiseren tussen alle betrokkenen in de productieketen, inclusief overheden, om op die manier milieu- en sociale problemen te ondervangen. Zo schrijven ze voor dat boeren geen land mogen uitbreiden ten koste van tropisch regenwoud of gebieden met een hoge biodiversiteit. Ook staan er regels in met betrekking tot de rechten van werknemers en lokale bevolking.  

Volgens de website van de RSPO wordt momenteel 19% van de wereldwijde palmolieproductie door hen gecertificeerd. In 2017 werd er volgens databank Statistica ruim 70 miljoen ton aan palmolie geproduceerd. Nederland importeerde in datzelfde jaar een kleine 3 miljoen ton volgens het CBS. Wat hier wordt geïmporteerd is uiteraard niet alleen voor de Nederlandse markt, maar de verwerkte palmolie in Nederland zou dus 100% RSPO gecertificeerd kunnen zijn. Dat is niet het geval, volgens het Voedingscentrum is 11% van de in Nederland verwerkte palmolie nog niet gecertificeerd.

Tijd voor actie?

Het water rond de olieproducenten in Guatemala blijkt volgens de publicatie van ActionAid vervuild te zijn met afval van de productie en de natuur en leefomgeving van mensen moet ervoor wijken. In het bijzonder wordt er in de publicatie aandacht besteed aan de problemen die Guatemalteekse vrouwen ervan ondervinden. Het leven van vrouwen staat er onder druk omdat ze moeten werken op de palmolieplantages en opdraaien voor huishoudelijke taken, die bemoeilijkt zijn door de verminderde toegang tot schoon drinkwater en voeding die ze voorheen uit het bos haalden.

De palmolie uit Guatemala voldoet dus duidelijk niet aan de standaarden van de RSPO, maar toch worden er vijf Nederlandse bedrijven in het rapport gelinkt aan palmolieplantages waar deze misstanden plaatsvinden.

Tijd voor actie vanuit de Nederlandse regering zou je zeggen. Een opvallende samenwerking van Nederlandse ngo’s en bedrijven die te maken hebben met palmolie, heeft afgelopen oktober in een opiniestuk in de NRC geschreven dat Nederland voorop zou moeten lopen in Europa wat betreft wetgeving over verantwoord ondernemen.

Het kabinet is het ermee eens dat er wetgeving moet komen waarin bedrijven verplicht worden rekening te houden met mensenrechten in hun bedrijfsvoering. Minister Kaag van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft echter aan de Tweede Kamer geschreven dat het kabinet een voorkeur heeft voor maatregelen op Europees niveau.

De kans van slagen zou dan groter zijn en op Europese schaal is deze wetgeving effectiever. Dat klopt, op grotere schaal kun je het probleem uiteraard sterker bestrijden. Het is alleen geen excuus en wel een gemiste kans om nu als grootste Europese importeur zelf niets te doen. 


Bron omslagfoto: Pixabay

Geef een reactie