Een half jaar geleden schreven onze eigen Demo redacteuren Bas Buise en Jetske Steenstra over hun eigen ervaringen met online onderwijs als docent. Alles was toen nog nieuw en onzeker. Nu, een half jaar later, is online onderwijs ‘de standaard’ geworden. Kevin en Annabel maken in deze interviewbundel de balans op en verkennen de ervaringen van verschillende studenten en een docent. Hoe ervaar je je studie als je aan je eerste jaar begint in coronatijd? Wat voor impact heeft online onderwijs als je veel praktijkles of stage hebt in je opleiding? Of als je als docent praktijklessen geeft? En wat zijn de voor en nadelen als je een student met een beperking bent? Dat alles lees je hier in de persoonlijke verhalen van Thijs, Jarra, Dorien en Ashwin.
Annabel Broer en Kevin Hoogeveen
Thijs de Lange (22) is vijfdejaars student. Hij heeft al een bachelor Nederlands op zak en rondt dit academiejaar zijn bachelor Frans af aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Hij heeft in 2019 meegedaan aan de KRO-NCRV-verkiezingen voor een Minister van gehandicaptenzaken. Ook is hij actief bij het Student Disability Platform van de UvA en Wij Staan Op!, een landelijk platform voor mensen met een beperking. Thijs heeft zelf cerebrale parese. Of hij de politiek in wil, weet hij nog niet zeker.
Jarra Schroijen (21) is eerstejaars geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Hiervoor deed hij een jaar de lerarenopleiding geschiedenis, waarbij het onderwijs de eerste helft van jaar fysiek was, de andere helft online.
Dorien Fink (44) werkt als docent bij verschillende HBO-studies binnen ‘Social Work’ op de Hanzehogeschool Groningen. Ze geeft les aan allerlei studenten, van tweedejaars, tot afstudeerders tot ervaringsdeskundigen die een deeltijdopleiding volgen. Ook begeleidtze studenten een-op-een bij hun studievoortgang als studentencoach.
Ashwin de Zeeuw (18) is derdejaars student MBO bouwkunde in Vlissingen. Hij volgt een BOL opleiding waarbij je vijf dagen per week naar school gaat voor lessen en elk jaar een stage loopt (andere MBO opleidingen bestaan uit vier dagen werken en een dag per week les).
Wat studeer (of doceer) je, en waarom?
Thijs:
Ik sta graag in de spotlight; ik heb een theaterachtergrond. Ook ben ik goed in taal. Toen ik begon met studeren twijfelde ik tussen de studies Nederlands en Frans. Ik heb uiteindelijk voor Nederlands gekozen, omdat die studie beter aansloot bij mijn ambities. Ik overwoog namelijk een journalistieke carrière. Bovendien passeren argumentatie en spreken in het openbaar de revue bij deze studie. Het leren van een moderne vreemde taal is een verplicht onderdeel. Hier koos ik voor Frans. Ik besloot dat ik deze taal eigenlijk ook goed wilde leren, vandaar de tweede bachelor. De keuzeruimtes heb ik tussen de studies uitgewisseld. Na mijn studie zou ik het liefst aan het werk gaan, mogelijk doe ik een master later, of doe ik een deeltijdmaster naast het werk. Dit is echter nog geen vaststaand besluit, want iedereen lijkt wel te verwachten dat je een master doet na je bachelor.
Jarra:
Ik heb geschiedenis gekozen omdat ik het, zoals de meesten wel, een leuk vak vond op de middelbare school. Verder is de studie nuttig voor je eigen ontwikkeling en biedt ze veel kansen op de arbeidsmarkt.
Dorien:
Nadat ik gastdocent mocht zijn ben ik in het onderwijs gerold, zonder dat dat vooraf een heel bewuste keuze was. Ik geniet van mijn baan, ik vind het leuk om studenten te begeleiden en les te geven. Zeker op het gebied van Rehabilitatie. Daarbij richt je je in eerste instantie op de wens en de kracht van een cliënt, in plaats van op de aandoening of wat niet goed gaat. Dit werk past bij mij, ik ben een mensgericht mens.
Ashwin:
Ik had op de middelbare school al een leuke bijbaan bij een bouwbedrijf en heb daarom ook voor bouwkunde gekozen. Bouwkunde gaat over het hele bouwproces van A tot Z. Over het contact hebben met leveranciers en klanten of gewoon praktisch aan de slag gaan en timmeren. Je kan er dus veel kanten mee op, van tekenaar tot calculator.
Hoe ‘online’ is jouw onderwijs op het moment?
Thijs:
Zo goed als helemaal. Soms is er een fysiek college.
Jarra:
Mijn onderwijs is redelijk online. Veel hoorcolleges worden van tevoren opgenomen. Werkgroepen, drie of vier afhankelijk van de week, zijn om de week fysiek of online. Mijn werkgroep [geschiedenisstudenten hebben in Leiden het eerste semester een vaste groep studenten voor werkgroepen – red.] is onderverdeeld in A en B. Steeds is de helft van de studenten fysiek aanwezig, de andere helft online. Dit wisselt dan per week.
Dorien:
Over het algemeen krijgen de eerstejaars en afstudeerders ‘voorrang’ bij fysieke lessen. Zo worden in het eerste jaar de studieloopbaanbegeleiding en vaardigheidslessen fysiek gegeven. Voor mij betekent dit dat ik de meeste lessen online geef. Je ziet studenten niet echt, de camera’s en microfoons worden bij voorkeur uitgezet om het systeem soepel te laten lopen.
Er is een groep die ik om de week wel twee uur fysiek gespreksvaardigheidstraining mag geven. Al is dat eigenlijk een hybride les, waarbij studenten ook vanuit thuis mee kunnen doen. Dit is noodzakelijk omdat sommige studenten vanuit hun stageplek geen fysiek onderwijs mogen volgen. Voor de een-op-een afspraken over studieloopbaanbegeleiding wordt vanuit de Hanzehogeschool ingezet op online gesprekken. Als studentencoaches hebben we echter onderling afgesproken dat we, als wij en de studenten dat zelf prettig vinden, daar vanaf kunnen wijken zolang de situatie dat toelaat.
Ashwin:
Sinds de uitbraak van corona ben ik niet meer op school geweest. Tot de zomer waren alle lessen online en na de zomer heb ik tot nu toe stage gelopen. Ik weet wel dat studiegenoten die geen stage lopen nu drie dagen fysiek les hebben en twee dagen thuis les hebben. Op school moet er steeds 1,5 m afstand gehouden worden en draagt iedereen een mondkapje. Mijn lessen beginnen over twee weken weer, ik ben benieuwd hoe dat zal zijn.
Hoe ervaar je dit?
Jarra:
Ik heb er een gemengd gevoel bij. Het kan oké zijn. Zo is het fijn dat je hoorcolleges kunt terugkijken. Online onderwijs is handig, maar niet optimaal. Zo zijn online colleges niet heel actief. Ik merk duidelijk een verschil met toen ik nog fysieke colleges had vorig jaar. Docenten doen duidelijk hun best, maar het onderwijs is op deze manier niet volwaardig. Bovendien kan de ene docent beter omgaan met de eisen die online onderwijs stelt dan de andere.
Dorien:
Ik heb zelf een sterke voorkeur voor fysiek lesgeven. Om zo goed contact te leggen met studenten, om hen te kunnen horen en meemaken. Ik ervaar zelf een groot verschil tussen het begin van de lockdown in maart en de start van het nieuwe studiejaar in september. Toen de lockdown net begon, had je al een half jaar lang fysiek les kunnen geven. Nu het nieuwe schooljaar gestart is, zie je pas hoe waardevol dat is. Het maken van zo’n nieuw begin, het gezamenlijke opstarten, heb ik nu ervaren als veel lastiger. Tot slot merk ik dat mijn voorkeur uitgaat naar óf online óf fysiek onderwijs, en niet voor een combinatie. Want dat vraagt veel meer organisatie en planning van de docent; je moet je aandacht verdelen tussen de studenten in de les en online, je moet de techniek op orde krijgen en ook je ‘normale’ les draaiende houden.
Ashwin:
Het zoeken van een stage was voor mij niet perse moeilijker door corona. Ik kende al iemand via wie ik binnen kon komen. Ik heb dus niet geprobeerd om een stage via school te regelen. Dat zou wel lastiger kunnen zijn met corona nu. Mijn stage was vooral kantoorwerk. Het viel erg mee hoe veel je daar merkte van de corona maatregelen. We hoefden bijvoorbeeld geen mondkapje te dragen. Alleen de afgelopen week waren er wel minder mensen op kantoor omdat de administratiemedewerkers allemaal thuis werkten.
Zou je voordelen kunnen noemen?
Thijs:
Voor de meesten met een handicap is het voordelig dat je niet per sé de deur uit hoeft. Dit bespaart tijd en energie. Dit is niet mijn situatie, maar stel: je hebt hulp nodig bij het opstaan. Als de hulp om acht uur ’s ochtends komt, terwijl je om negen fysiek college hebt, is het lastig op tijd te komen. Als het college online is, kun je het vaak wel op tijd redden aanwezig te zijn.
Jarra:
Alles kan op je eigen tempo. Zo is studeren wat laagdrempeliger en gemakkelijker geworden.
Dorien:
Ik vind het heerlijk om meer tijd te hebben in een dag doordat mijn reistijd wegvalt. Ook is het fijn dat ik thuis tussendoor andere dingen ter afwisseling kan doen zoals het maken van een wandeling, het ophangen van de was of even naar de bakker voor een vers brood.
Ook heeft het online lesgeven ervoor gezorgd dat we bepaalde vaardigheidslessen nu samen met een andere docent voor een grotere groep studenten geven. Dat samen lesgeven bevalt erg goed. Je kan makkelijk taken verdelen. Dan zorgt de een bijvoorbeeld voor de inhoudelijke hoofdlijn, terwijl de ander de technische zaken in de gaten houdt en inhoudelijke aanvullingen geeft.
Verder is het prettig dat bepaalde werkafspraken waar je voorheen het halve land voor door moest reizen, nu online plaats kunnen vinden. Inhoudelijk kan dat prima en het scheelt flink wat reistijd.
Ashwin:
Omdat ik niet meer zo ver hoef te reizen heb ik veel meer vrije tijd nu. Normaal was ik zo’n twee uur op een dag onderweg, als ik pech had met de aansluitingen soms wel drie. Dat is nu niet meer zo. Het zal nog wel even wennen worden om straks weer naar school te reizen.
… en nadelen?
Thijs:
Nadelig is vooral het gemis aan sociale contacten. Als ik al uit ga, ga ik hooguit naar het theater. Normaal gesproken heb ik enkel contact met nieuwe leeftijdsgenoten via de studie. Dit beperkt zich nu tot break-outrooms waarin de docent bepaalt hoe lang je met mensen mag praten. Online onderwijs zorgt dus zeker voor een verschraling.
Jarra:
Wat mij betreft is de kwaliteit van onderwijs duidelijker slechter wanneer het online is.
Dorien:
Volgens mij hebben we allemaal behoefte aan een bepaalde vorm van contact, daarvoor moet je nu meer moeite doen. Dat contact is nóg belangrijker in mens- en relatiegerichte beroepen, waar Social Work studenten toe opleidt. Ook wordt de communicatie binnen de lessen nu moeilijker omdat je belangrijke non-verbale signalen mist. Als docent zie je bijvoorbeeld niet of je les ook wel echt begrepen wordt door de studenten. Online onderwijs legt meer verantwoordelijkheid neer bij de student. Die moet het veel meer zélf aangeven als hij/zij een vraag heeft of iets niet snapt. Tegelijk kan ik me voorstellen dat studenten online een hogere drempel ervaren om vragen te stellen, omdat ze minder een gevoel van veiligheid hebben binnen zo’n digitale groep. En dan ben je ook nog eens afhankelijk van een aantal technische voorwaarden om volwaardig mee te kunnen doen aan het onderwijs. Ik zie soms dat studenten uit de les wegvallen, en hoop dan maar dat ze weer aan kunnen haken zonder al te veel te missen.
Als docent ervaar ik het online lesgeven tot slot ook als erg vermoeiend. Je zit veel achter het scherm en het wordt op den duur lastig om geconcentreerd te blijven. Ook kost de communicatie meer tijd. Als ik bijvoorbeeld een vraag aan een collega heb, moet ik geluk hebben dat hij/zij de telefoon opneemt of reageert op de mail in plaats van dat ik er even langs kan lopen.
Ashwin:
Het is nu een stuk moeilijker om contact te leggen met leraren. Normaal kon je gewoon bij hen langs lopen als je een vraag had. Dat kan nu niet meer. Je kan wel een afspraak maken via teams om dan te bellen, maar dat doe je niet zo snel. Ook moet je een stuk zelfstandiger zijn. Het leren komt meer op jezelf neer. Op zich gaat dat voor mij nog best goed, maar ik zie dat klasgenoten daar wel last van hebben. Sinds corona zijn 6 van de 26 klasgenoten met de opleiding gestopt.
Wil je hier nog iets aan toevoegen?
Thijs:
Ik ben geen voorstander van een hybride vorm van onderwijs, waarbij een deel van de studenten thuis online meedoet en een deel fysiek aan college participeert. Of je nu thuis zit of op de universiteit, het is moeilijk te verstaan wat er nu aan de andere kant van de lijn gebeurt. Thuis versta je de zaal niet, in de zaal versta je het geluid uit de laptop nauwelijks. Het is zo erg vermoeiend. Het is beter wanneer het of geheel online is, of geheel fysiek.
Jarra:
Niet per sé.
Dorien:
Ik sta toch telkens weer versteld van de mogelijkheden die de techniek biedt. Dat iedereen, door het hele land, achter zo’n scherm les kan geven en krijgen! Tegelijk blijft het een kwetsbaar geheel, waarbij we enorm afhankelijk zijn van onze techniek. We zijn hierin nog lerende en hebben elkaar daarbij hard nodig. Maar met een lerende, ontwikkelingsgerichte houding, en erkenning dat het lastig kan zijn, komen we er wel uit! Na corona zal het onderwijs waarschijnlijk blijvend veranderen, we zullen meer gaan doen met online middelen. Maar dan wel op de plekken waar ze echt wat toevoegen. Vaardigheidslessen en begeleiding van studenten moeten we echt fysiek blijven doen.
Ashwin:
Zelf vind ik sommige delen van het onderwijs op afstand wel fijn. Toch denk ik dat het in het algemeen beter is voor studenten om op school les te hebben.
Fotograaf foto van Thijs de Lange: Stijn Ghijsen