De staat van de democratische vernieuwing deel 1: waarom democratische vernieuwing voor D66 allang geen prioriteit meer is

Wimer Heemskerk

Radicale voorstellen voor democratische vernieuwing staan binnen D66 – en ook binnen de Jonge Democraten – ter discussie. De kersverse D66-lijsttrekker Sigrid Kaag zei het vrij treffend: “voor democratische vernieuwing ga ik niet de straat op”. Dat is geen nieuw geluid, al door de tweede lijsttrekker van D66, Jan Terlouw, werden thema’s als milieu en sociale rechtvaardigheid prioriteit gegeven. Wel lijkt de interesse in democratische vernieuwing een nieuw dieptepunt te hebben bereikt. In een reeks artikelen neem ik de staat van de politieke agenda van democratische vernieuwing onder de loep. In dit deel blik ik terug op hoe de originele democratische speerpunten van D66 in verval raakte. Wat is de oorzaak van deze alsmaar teruglopende interesse hiervoor? En is de democratische visie waarmee de partij in ‘66 begon überhaupt nog van toepassing op het Nederland van 2020? 

Democratische vernieuwing in 1966

Het eerste partijprogramma in 1967 presenteerde een indrukwekkend lijstje met plannen voor vernieuwing van de Nederlandse democratie: het rechtstreeks verkiezen van de premier en burgemeester, een districtenstelsel en het afschaffen van de Eerste Kamer. Later, tijdens de tweede periode als fractievoorzitter van Van Mierlo, werd hier het referendum aan toegevoegd. Het grotere doel van deze maatregelen was niet in eerste plaats meer directe invloed voor de kiezer. Nee, D66 (toen nog D’66) wou vooral dat voor de kiezer duidelijker werd wat er te kiezen viel. Het ideologische gedroom moest plaatsmaken voor discussies over praktische oplossingen. Het districtenstelsel moest er – naar Amerikaans ontwerp – voor zorgen dat het Nederlandse politieke speelveld werd verdeeld in een progressieve en conservatieve vleugel. Een duidelijke keuze voor de kiezer. 

In dezelfde periode kwam ook het succes van de Boerenpartij (net als D66 7 zetels in 1977) en Nieuw Links, een groep van jonge PvdA’ers die een steeds prominentere plek binnen de partij afdwong. Elk van hen wist met hun kritiek op de Nederlandse politiek veel steun te verzamelen.

Die behoefte voor een duidelijke keuze kwam niet vanuit het niets. Een nieuwe generatie klopte aan deur van de verzuilde Nederlandse politiek; welvarender en mondiger dan de vorige. Het Nederlandse politieke stelsel liet echter weinig ruimte voor vernieuwende bewegingen. De Katholieke Volkspartij (KVP) domineerde. Grofweg bestonden er twee coalitiemogelijkheden: de KVP samen met de PvdA en de KVP samen met de VVD (en een aantal kleinere christelijke partijen). Welke optie het werd was niet afhankelijk van de verkiezingsuitslag, maar vooral van de voorkeur van het leiderschap van de KVP. Immers, beide mogelijkheden waren er vrijwel altijd. Grote verschuivingen in de zetelaantallen kwamen niet voor. De grote partijen, de KVP en de PvdA, waren echte zuilenpartijen: hiërarchisch georganiseerd en met een vaste achterban. Het gevolg was, volgens D66, een gebrek aan keuze voor de kiezer en een verstarring van het systeem. 

D66 was niet de enige club die van deze onvrede gebruik maakte. In dezelfde periode kwam ook het succes van de Boerenpartij (net als D66 7 zetels in 1977) en Nieuw Links, een groep van jonge PvdA’ers die een steeds prominentere plek binnen de partij afdwong. Elk van hen wist met hun kritiek op de Nederlandse politiek veel steun te verzamelen. De originele plannen voor democratische vernieuwing van D66 kunnen niet los worden gezien van die kritiek.  

Voor de kiezer hoeft het niet meer

De tijden zijn veranderd. Electoraal heeft D66 weinig belang meer bij democratische vernieuwing. Zo liet ook de afschaffing van het raadgevend referendum deze kabinetsperiode zien. Met het inleveren van het (raadgevend) correctief referendum tijdens de formatie in 2017 kwam D66 weliswaar in de spotlight te staan, maar de meeste echte kritiek kwam van de extreem-linkse en extreem-rechtse flanken. Niet van de kiezers die mogelijkerwijs D66 stemmen: de gematigde VVD’ers, ontevreden PvdA’ers en GroenLinksers die een keer wat voor elkaar willen krijgen. 

Slechts 45% van D66 kiezers is voorstander van een referendum over belangrijke onderwerpen, tegenover bijvoorbeeld 80% van de kiezers van de PVV. Nog minder steun is er voor vormen van het referendum zoals het raadgevend referendum en andere varianten. Het wordt nog gekker: van de D66-achterban, de partij die bij oprichting als doel formuleerde “het systeem op te willen blazen”, vindt slechts 6% dat het politieke stelsel op de schop moet’

Ja, onvrede met de politiek blijft groot, en groeit. Maar het zijn niet de D66’ers die ontevreden zijn.

De cijfers laten op zijn zachtst gezegd de verdeeldheid onder de potentiële D66 achterban zien over democratische vernieuwing. Maar zelfs van die kiezers die wel overtuigd voorstander van de traditionele voorstellen zijn, heeft de partij weinig te vrezen. Hoeveel D66’ers zouden daadwerkelijk investeringen in het onderwijs of verregaande klimaatmaatregelen willen uitruilen voor een gekozen burgemeester? Hoeveel JD’ers vinden de invoering van een correctief referendum belangrijker dan een humaan vluchtelingenbeleid of het in stand houden van een waardig levenseinde? Democratische vernieuwing heeft nooit prioriteit, zeker niet voor kiezers van een partij in het centrum van de macht. Bovendien, voor kiezers die belang hechten aan democratische vernieuwing valt er weinig te kiezen. Geen enkele gematigde partij zal, om alle bovenstaande redenen, democratische vernieuwing tot speerpunt maken. Van echte concurrentie is er dus geen sprake.

D66 heeft op het gebied van democratische vernieuwing nog altijd weinig voor elkaar gekregen. De geringe veranderingen die wel hebben plaatsgevonden, zijn nauwelijks aan de partij toe te schrijven. Het grootste succes is waarschijnlijk de dualisering van het lokale bestuur. Wat wel heeft plaatsgevonden is de, door D66 gewenste, doorbraak van het politieke systeem. Er valt voor kiezers écht iets te kiezen. Na de vorming van het paarse kabinet (PvdA, VVD, D66), het eerste kabinet waar het CDA sinds haar oprichting niet in zat, is geen enkele partij meer zeker van coalitiedeelname. Daarmee is ook de urgentie van de plannen voor meer democratie van D66 verdwenen. 

Ja, onvrede met de politiek blijft groot, en groeit. Maar het zijn niet de D66’ers die ontevreden zijn. Anders dan met het ‘redelijk radicaal’ in 1966 kiezen veel kiezers voor een proteststem. Niet verwonderlijk is de roep voor een nieuw politiek systeem nu vooral daar te horen. Is democratische vernieuwing vooral een wapen van populisten geworden? Of zelfs altijd al geweest? Op die vraag ga ik in in deel 2 van deze reeks.


Omslagfoto: Van Mierlo en Goudsmit laten op het Rembrandtplein ballonnen opCollectie SPAARNESTAD PHOTO/NA/Anefo/Fotograaf onbekend

Een gedachte over “De staat van de democratische vernieuwing deel 1: waarom democratische vernieuwing voor D66 allang geen prioriteit meer is

Geef een reactie