De verborgen kosten van globalisering: lokalisme als oplossing

Inzending van Jesse Markus

De coronacrisis heeft ons laten inzien hoe afhankelijk we zijn van elkaar. Niet alleen op nationaal, maar ook op wereldwijd niveau. Globale supply chains en bedrijfsketens zijn onder druk komen te staan. Globalisering heeft gezorgd voor een snelle verspreiding van het virus en binnen afzienbare tijd is de economie krakend en piepend tot stilstand gekomen. In deze context ontstond er tevens een internationale vechtmarkt om medische hulpmiddelen waarbij individuele landen ladingen mondkapjes op het vliegveld tegen woekerprijzen kochten, waardoor armere landen achter het net visten.

Ons globale systeem blijkt uiterst fragiel te zijn. Door nauw verweven waarde- en productieketens hoeft er maar één enkel radertje uit te vallen en het systeem valt stil. De coronacrisis is pas een paar maanden oud, maar veroorzaakt nu al wereldwijd tientallen procenten meer werklozen en economische krimp. Het adagium ‘Denk en handel internationaal’ heeft ons veel welvaart gebracht, maar het blind omarmen van globalisering en marktwerking kent zijn limieten.

Zo leek de Europese samenwerking  zoek te zijn, terwijl deze juist cruciaal is in het creëren van welvaart voor de individuele lidstaten. In een multipolaire wereld waarin China een systeemconcurrent is van de Europese Unie, is het juist cruciaal om als één Europees blok een geloofwaardig tegenwicht te bieden. 

De crisis heeft ons de weeffouten van ongebreidelde globalisering getoond en het is aan D66 om deze te herstellen met een sociaalliberaal verhaal. Als we dit niet doen, zullen de kosten van globalisering zich in toenemende mate en frequentie aan ons tonen. Nu al verwachten velen, zoals de bekende investeerder Ray Dalio, een wereldwijde depressie. Een jarenlange vermindering van de productie en consumptie, vergelijkbaar met de jaren dertig. De effecten van de crisis zijn langdurig en vragen om een lange termijn verhaal en oplossing.

Durf op nationaal en Europees niveau lokaal te denken

Het toekomstverhaal van D66 zou daarom nog steeds een van verdere Europese en internationale samenwerking moeten zijn, al is het alleen maar omdat de Nederlandse economie zeer open is en omdat Europese samenwerking het continent jarenlange vrede heeft gebracht. Laten we echter niet te naïef zijn. Eerder suggereerde de Franse president Macron al dat Europa een nauwere militaire samenwerking moet hebben waarbij iedereen zijn eigen kracht benut. Zo kan Nederland zich specialiseren in bijvoorbeeld een sterke marine, andere landen weer op andere gebieden, en dat tezamen onder de nucleaire paraplu van Frankrijk.

Dit type regionale en nationale oplossingen zouden we moeten armen. De coronacrisis heeft ons laten zien dat we niet te naïef moeten zijn over de invloed van China op de lidstaten van de EU. Denk hierbij ook aan de discussie in eigen land over de export van chips van ASML. Europese industriepolitiek is nodig om bedrijven die nu financieel zwak zijn door de coronacrisis gezamenlijk te beschermen tegen plotselinge overnames.Een gegeven dat we vergeten zijn bij de Eurocrisis waarin de Piraeushaven van Griekenland verkocht is aan Chinese investeerders. Hierbij moet wel worden afgewogen of het van strategisch belang is, maar als het gaat om kritische infrastructuur (bijv. havens) en telecomproviders, dan zouden we niet moeten twijfelen. Nederland gaf al het voorbeeld door scheepsbouwbedrijf Royal IHC te redden van faillissement vanwege zijn strategische en innovatieve rol in de maritieme sector. De inzet op een Europese industriepolitiek is cruciaal in het beschermen van onze welvaart.

In Nederland zouden we dit ook op lokaal niveau kunnen doen. Naar aanleiding van de tekorten aan medische hulpmiddelen zijn er op dit moment elf verschillende fabrieken die mondkapjes gaan produceren in Nederland. Dit type publiek-private samenwerking blijkt te werken als de commitment er vanuit de overheid is. Het is aan de Nederlandse politiek om na te gaan voor welke andere goederen een strategische productiecapaciteit wellicht de oplossing is. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan medicijnen en vaccins voor terugkerende ziektes.

Kortom, het Europese en nationale beleid van D66 zou nog steeds in het teken moeten staan van een inzet op een sterkere Europese Unie. Echter, de coronacrisis heeft laten zien dat we niet naïef moeten zijn. Laten we waar nodig juist een actieve industriepolitiek voeren. Ook moeten we nadenken over een strategische productiecapaciteit in Nederland. Nu dit is gelukt voor mondkapjes, moeten we ons ook gaan afvragen welke andere middelen we niet voorhanden hebben in het geval van een crisis. Als we dit niet doen, zal het herstel uit deze depressie traag zijn en zullen we vaker geraakt worden door de grillen van de geopolitiek en globalisering.


Jesse Markus is actief lid van D66 en de JD in de regio Hilversum en daar tevens bestuurslid permanente campagne & communicatie. In het dagelijkse leven is hij beleidsmedewerker public affairs bij FHI.

Dit stuk is de veertiende inzending van de vijftien essays voor de  Schrijfwedstrijd.

Geef een reactie