Op naar het progressief-kapitalisme!

Inzending van Thomas Vissers

Over de koers van de Democraten 66 is door de jaren heen al aardig wat geschreven. Niet onbegrijpelijk, wanneer je het over een partij hebt die een transitie door heeft gemaakt van relschoppers die spraken over het ‘opblazen van het systeem’ tot een relatief brave partij, warm ingenesteld in datzelfde systeem.

Op dit moment staat de partij op een keerpunt dat zich ongetwijfeld terug zal vinden in die geschiedschrijving. Na meer dan tien jaar Alexander Pechtold is het tijd om weer een nieuwe leider te kiezen, maar vooral ook om een nieuw verhaal samen te stellen voor deze dynamische tijden. Nu een strijd om het lijsttrekkerschap en het daarbij horende debat waarschijnlijk uit zal blijven, legt dit des te meer de nadruk op de leden van D66 en de Jonge Democraten om hun stem over de koers duidelijk te laten horen. Want een echt sociaalliberaal verhaal is met de uitdagingen van vandaag misschien wel harder nodig dan sinds de oprichting van onze partij. In deze inzending voor de schrijfwedstrijd van de DEMO geef ik mijn perspectief over wat dit sociaalliberale verhaal inhoudelijk moet omvatten, specifiek met betrekking tot ons economisch leven. Daar moeten we ons namelijk bewegen richting een progressief kapitalisme. Vervolgens richt ik me kort op de aan te nemen houding en programma voor het sociaalliberale vehikel der verandering: D66.

Dit leidt natuurlijk wel meteen tot de vraag wat dat sociaalliberalisme dan grofweg inhoudt. Alleen al uit dat label blijkt dat we het hier hebben over een politieke stroming die inspiratie trekt zowel uit het liberale als het sociaaldemocratische denken. Net als de (klassieke) liberalen is de focus op de vrijheid van het individu van fundamenteel belang. Daartoe zijn liberalen altijd kritisch op macht, want om de vrijheid van iedereen te bewaken is het belangrijk dat macht wordt verdeeld, gecontroleerd en gelegitimeerd. Maar die kritische houding beperkt zich bij klassiek liberalen vaak alleen tot het domein van de overheid. Net als de sociaaldemocraten realiseren we ons dus dat een overheid die haar handen maximaal afhoudt van een samenleving waarin kapitaal privaat wordt beheerd uiteindelijk slechts ten goede komt voor de vrijheid van een deel. Daartoe staan sociaaldemocraten voor een overheid die actief optreedt in de economie en zorgt dat ongelijkheid tussen mensen wordt beperkt tot acceptabele niveaus. Maar sociaaldemocraten moeten opletten dat die overheid een niet alsmaar complexer, inefficiënter en paternalistisch instituut wordt waarbij het concrete individu uit het oog wordt verloren. De synthese van sociaalliberalen bestaat dan ook uit een visie op vrijheden die een harmonie ziet tussen de vrijheid van de klassieke liberalen en de gelijkheid van de sociaaldemocraten. Dat betekent zowel de vrijheid van onderdrukking als de vrijheid tot actief de kansen in het leven te kunnen benutten, wat samen leidt tot de ware emancipatie van het individu in de context van diens gemeenschap. Dit kan in de liberale democratie, een systeem waarin de overheid een actieve rol kan opeisen in de samenleving, maar wel onderhevig is aan tegenmacht, controle en democratische legitimiteit.

“Erfgeld wordt steeds dominanter in het bepalen van je kansen in het leven.”

Deze visie staat steeds meer op gespannen voet met de inrichting van ons economisch systeem, en het is hoog tijd om deze problemen als D66 op de voorgrond te zetten. Dat is niet om te zeggen dat er niet tal van andere zeer serieuze problemen zijn die zeker niet zomaar zijn te reduceren tot louter economische overwegingen. We zijn immers geen Marxisten. Toch zijn concrete materiële omstandigheden uiteindelijk voor ieder en elk individu zeer bepalend voor wie wat toekomt en welke kansen je hebt in je leven. Dat zijn vragen die iedere sociaalliberaal aan het hart gegrepen zijn. Helaas nemen in Nederland en de wereld de scheidslijnen door tal van processen juist op dit thema toe. Dat is niet enkel toe te wijden aan marktmachten, maar wordt ook toegelaten door het overheidsbeleid. Waar hebben we het over? De rijkste tien procent bezit in Nederland ongeveer twee derde van al het vermogen, zowel vanuit relatief als absoluut perspectief een zeer ongelijke verdeling. Het rustige renderen op kapitaal wordt stukken minder belast dan de waarde creërende arbeid waarmee mensen de sociaaleconomische ladder zouden moeten kunnen beklimmen. Die discrepantie is de afgelopen decennia alleen maar toegenomen. Terwijl de economie en de productiviteit van Nederlanders gestaag groeide, is het beschikbaar inkomen van huishoudens per capita is de laatste 20 jaar gedaald door toenemende lastendruk en een verschuiving van beloning van arbeid naar kapitaal. Erfgeld wordt steeds dominanter in het bepalen van je kansen in het leven. Een steeds kleiner groepje bedrijven eist op markten steeds meer macht toe, waardoor zij minder investeren, de politiek vaak makkelijk weten te vinden en vooral zichzelf meer winst toe-eigenen.

Ondertussen is dakloosheid het afgelopen decennium meer dan verdubbeld en groeit het aantal armen de komende vijftien jaar volgens het Sociaal Cultureel Planbureau met een kwart. Hetzelfde planbureau merkt op dat er nu al meer dan 300.000 kinderen en jongeren tot 21 jaar in armoede opgroeien. Die jongeren beginnen tevens met meer schuld op de arbeidsmarkt, waar ze vervolgens met hun flexcontract mogen proberen een hogehuurhok te vinden. De staat verliest miljarden aan belastinggeld door belastingontwijking en -ontduiking van grote bedrijven met snuggere advocaten, terwijl de motor van onze economie, het MKB, zich netjes aan alle regels houdt. Digitalisering, globalisering en robotisering, op zichzelf geen verkeerde processen, kennen zo lang we niets doen duidelijk winnaars en verliezers. De publieke sector staat onder druk door het soberheidsbeleid na 2008, bureaucratisering en de groeiende personeelstekorten vanwege de matige perspectieven en de vergrijzing. Dat laatste zal ons stelsel van sociale zekerheid bovendien steeds meer onder druk zetten voor jonge generaties. Waar de AOW begon met meer dan zeven werkenden per AOW’er, zullen dat er in 2040 nog maar twee zijn. Helaas is de lijst hiermee nog niet af, maar het moge duidelijk zijn dat ongelijkheid van kansen en welvaart zonder actie steeds verder onder druk zal komen te staan. Kortom, een horrorscenario voor iedereen met sociaalliberale sympathieën.

“Dat vraagt wel visie en durf van ons als partij.”

Toch kan het anders. En juist het sociaalliberalisme is in staat een evenwichtig antwoord te bieden op bovenstaande uitdagingen. Net als in de industriële revolutie is het antwoord namelijk geen stilstaand conservatisme van een wereld die in de basis ‘af’ is en automatisch de goede kant op zal bewegen. Tegelijkertijd is een enge autoritaire of revolutionair-socialistische wending net zomin een antwoord, gezien wij niet geloven dat de problemen intrinsiek kleven aan de liberaal-democratische orde. Het is namelijk het systeem dat bij uitstek, op rechtstatelijke basis, gehoor kan geven aan de benodigde omwentelingen om de uitdagingen van vandaag aan te gaan.

Dat vraagt wel visie en durf van ons als partij. De visie om een eigen verhaal te vormen en het ongetwijfeld aanwezige potentiële draagvlak daarvoor te oogsten, in plaats van ons louter in te graven in kiezersonderzoeken. De durf om toe te geven dat we wellicht te lang de ogen hebben gesloten voor de ontwikkeling van de materiële omstandigheden van burgers. In zoverre dat je al kan spreken van een onderscheid tussen ons liberale en sociale hart, kan het niet de bedoeling zijn er één even op pauze te zetten.

De bovenstaande analyse zal niet voor iedereen nieuw zijn en echte politiek vereist ook gewoon concreet beleid. Niet lullen, maar poetsen!  Een uitgebreide beleidsdiscussie die alle context en nuances meeneemt is hier simpelweg niet mogelijk, maar hier alvast tien ‘richtingwijzers’ waar D66 zich wat mij betreft hard voor moet maken:

  1. Lagere lasten op arbeid, hogere lasten op vermogen. Dit draait een trend om die de sociale mobiliteit de nek omdraait en herwaardeert het directe creëren van waarde door arbeid.
  2. Maak belastingen progressiever. Uiteraard is enig verschil economisch doelmatig en zelfs rechtvaardig, maar voor zowel kansengelijkheid als het behouden van een rechtvaardige verdeling van welvaart mag dat best wat minder. ‘’Every billionaire is a policy failure’’.
  3. Voer een verstandige welvaartsbelasting in en accepteer dat de overheid op basis van bovenstaande voorstellen hogere inkomsten zal hebben. Investeringen in de kansen van huidige en toekomstige generaties zijn namelijk van fundamenteel belang.
  4. Breek bedrijven op in markten waarin de marktmacht te geconcentreerd wordt. Dat geldt ook voor techbedrijven. Concurrentie is een motor voor broodnodige innovatie en evenwichtige prijzen.
  5. Blijf ook landelijke problemen koppelen aan een federaal EU en creëer hier draagvlak voor. Dit is niet alleen een mooi ideaal maar verbetert ook de economische situatie van de Unie door bijvoorbeeld landen zich niet meer tegen elkaar uit te laten spelen over wie de laagste belastingen op kapitaal heeft.
  6. Een absoluut minimum aan democratische vernieuwing is het overnemen van de voorstellen van de Staatscommissie Parlementair Stelsel. Dit mag niet worden gekaapt door andere partijen met ‘Democratie’ in hun naam. Dit is namelijk geen populisme, maar juist zo’n beetje dé manier om populisme tegen te gaan, ook omdat economische belangen evenwichtiger mee kunnen worden gewogen.
  7. Afbreken van Nederland als belastingparadijs, investeer in vestigingsklimaat door zaken waar iedereen van profiteert zoals goede offline- en online infrastructuur, toponderwijs en een betrouwbare, duidelijke en begrijpbare overheid.
  8. Maar flexwerk duurder en dus minder flex, maar het in Nederland zeer vaste contract ook wat minder vast.
  9. Bouwen, bouwen, bouwen, maar totdat het woningtekort niet meer zo enorm is ook openstaan voor het reguleren van de markttoegang en maximumhuren tegen het massale private opkopen van pandjes voor makkelijk hele hoge huren vragen. Een dak boven het hoofd moet voor iedereen mogelijk zijn, ook voor het snel gegroeide aantal daklozen in Nederland.
  10. Verlaag de regeldruk en investeer verstandig in de publieke sector. Waar de markt op tekorten van arbeidsaanbod reageert met hogere lonen is dit niet zo voor bijvoorbeeld het primair onderwijs, wat niet helpt bij de aantrekkingskracht van deze cruciale sector die al zo’n enorme tekorten tegemoet ziet.

Deze paar plannen zijn slechts het begin van een discussie die we als partij zullen moeten voeren. Een ‘progressief kapitalisme’ als het nieuwe ‘redelijke alternatief’ van D66. Natuurlijk zullen we het niet altijd eens zijn, maar juist die brede ideeënuitwisseling onder wederzijds respect maakt ons als partij uiteindelijk sterker. In die open debatsfeer van D66 zie ik een gedeelde visie van een radicaal en tegendraads sociaalliberalisme dat Nederland nodig heeft. Dat stemt mij uiteindelijk optimistisch over de toekomst van onze partij!


Thomas Vissers is landelijk trainer en voorzitter van de Jonge Democraten Arnhem-Nijmegen

Dit is de achtste inzending van de vijftien essays voor de Schrijfwedstrijd.

Geef een reactie