“D66? Vind eens iets!”

Inzending van Harro Boven

In de pauze van een debatwedstrijd in het Groningse Provinciehuis stond ik met een sympathieke en welbespraakte PvdA’er te praten. Toen ik mijn politieke kleur opbracht, reageerde hij verontwaardigd. “D66? Vind eens iets!” 

Daar zit natuurlijk een kern van waarheid in. In tegenstelling tot een aantal traditionele partijen, heeft D66 geen eeuwenoude ideologische veren. Mede daardoor zijn we een pragmatische partij die open staat voor verandering en nieuwe ideeën. 

De keerzijde? Soms moet je een nieuwe koers uitstippelen. En de partij begint zich te roeren. In maart schreef Coen Brummer, directeur van het wetenschappelijk bureau van D66, een essay in Trouw met een “Programma van urgentie voor de onstuimige jaren 20”. Daarop volgde deze schrijfwedstrijd van de Jonge Democraten. Een mooie gelegenheid om fundamenteel te gaan discussiëren.

“Who gets what, when and how”

“Who gets what, when and how.” Zo definieerde politiek wetenschapper Harold Lasswell het woord “politiek”. Zijn definitie is even simpel als treffend. In zes woorden beschrijft hij wat we in een breed scala van uiteenlopende contexten onder “politiek” verstaan. In het parlement, het gemeentehuis of op kantoor, overal is de vraag hoe rechten, plichten en middelen worden verdeeld. Politiek is een verdelingsvraagstuk.

Maar juist op het vlak van verdeling is het anders zo pragmatische en beleidsgeoriënteerde D66 onvoldoende concreet. Onze richtingwijzer “Beloon prestatie en deel de welvaart” moet nadere invulling krijgen. Want voor een grote groep mensen wordt prestatie niet beloond, noch wordt met hen de welvaart gedeeld. 

Ons sociale zekerheids- en belastingstelsel is complex en zit vol met perverse prikkels. Iemand die van het minimumloon komt en modaal gaat verdienen, gaat er netto nauwelijks op vooruit. Deze armoedeval is nog dieper voor een bijstandsgerechtigde die parttime gaat werken. Deze levert vaak zelfs inkomen in. Daarnaast tekent zich in onze maatschappij een tweedeling af tussen kansrijke Nederlanders met (ouders met) vermogen en een goed inkomen en kansarme Nederlanders zonder. Als liberaal doet dat pijn. Als sociaal-liberaal al helemaal. 

Een basisinkomen als sociaal-liberale droom

Een basisinkomen is solidariteit en vrijheid ineen. U mag het overigens ook “negatieve inkomstenbelasting” of “uitkeerbare heffingskorting” noemen. De kern is dat iedereen onvoorwaardelijk voldoende geld binnen krijgt om menswaardig van te leven. Daarbovenop mag je verdienen wat je wilt, mits je daar netjes inkomstenbelasting over afdraagt. Alleen zo kun je zowel armoede als de armoedeval oplossen. 

Dat is niet pijnloos, maar minder duur dan het lijkt. Afschaffing van heffingskortingen, AOW, bijstand en toeslagen levert al ruim €120 miljard op. Voor een basisinkomen van €1200 voor een alleenstaande, €1800 voor een stel en €300 per kind, is dan nog maar een kwart van de kosten over.  Milieubelasting, afschaffing van de hypotheekrenteaftrek en vermogensbelasting brengen in dit model van de Jonge Democraten de rest op, hoewel verdere actualisering en verfijning uiteraard mogelijk is. 

“Onder D66-kiezers is zelfs afgerond 59% voor, versus 22% tegen en is 20% onbeslist.”

Om het electorale draagvlak hoeven we het ook niet te laten. In mei publiceerde onderzoeksbureau I&O een onderzoek naar de houding van Nederlanders ten aanzien van het basisinkomen. Er waren meer voor- dan tegenstanders van een basisinkomen. Onder D66-kiezers is zelfs afgerond 59% voor, versus 22% tegen en is 20% onbeslist. Maar uiteindelijk bepalen de partijleden de koers. Althans, degenen die zich in de discussie mengen. Daarom aan alle D66-leden – en eenieder met interesse in ons sociaaleconomische stelsel – een oproep: 

Vind eens iets!


Harro Boven is oud-Portefeuillehouder Economie, Financiën en Sociale Zaken bij de Jonge Democraten.

Dit is de vijfde inzending van de vijftien essays voor de Schrijfwedstrijd.

Geef een reactie