Inzending van Tália Cliteur
D66 staat bekend als de partij voor hoogopgeleiden, en dat is niet zonder reden. Velen van onze (zichtbare) bewindspersonen als medebestuursleden zijn immers hoogopgeleid. Daarbij wordt binnen de partij grote waarde gehecht aan ervaring, vooral relevante ervaring. Een belangrijk streven, zou men denken, gezien men wel wil dat bewindspersonen hun werk degelijk en gericht kunnen uitvoeren.
Vanuit meerdere hoeken binnen D66 hoor ik echter dat wij ook andere lagen van de bevolking willen gaan aantrekken, dat we ook op het gebied van opleiding we meer diversiteit willen. Dat gaat alleen niet zonder slag of stoot, er moet wat gedaan worden om een partij te worden ‘van alle Nederlanders’. Als D66 zich wil profileren als een diverse partij, dan zullen wij toleranter moeten worden naar andere soorten ‘ervaring’ dan de specifieke bestuurlijke of politieke ervaring waar naar gevraagd wordt. Dan zullen wij moeten gaan toestaan dat de stratenmaker ook bewindspersoon kan worden, want echte diversiteit begint bij representatie. En juist met de aankomende verkiezingen hebben wij een kans om dit eindelijk echt waar te maken.
Laten wij beginnen bij die stratenmaker. In de profielschets voor Tweede Kamerlidmaatschap staat bij de ideale achtergrond onder andere het volgende:
“Bekend in de politiek (en mét de politiek).Een hands-on politicus met ervaring in de landelijke, regionale of lokale politiek.
OF
een idealistische zij-instromer met een buitengewoon netwerk, die met baanbrekende initiatieven resultaten in bijv. het onderwijs, de zorg of het klimaat heeft gerealiseerd. En die met deze expertise een gezichtsbepalende rol kan spelen.”
“Het kunnen opdoen van zulke ervaring is een privilege.”
Dit zou allemaal een prachtig streven zijn, ware het niet dat tijdens een digitale bijeenkomst van de Els Borst Netwerk geclaimd werd dat het een harde eis is om kans te maken op een verkiesbare plek. Nu, hoe moet een stratenmaker die 50 uur in de week werkt, ooit de tijd en energie vinden om deze soort ervaring op te doen? Hoe moet iemand die van jongs af aan al werkt, een kostwinner, ooit al dit vrijwilligerswerk gaan doen?
Het kunnen opdoen van zulke ervaring is een privilege. Privilege op zichzelf is geen verkeerd iets, maar wij als D66 moeten ons hier wel bewuster van worden. Wanneer een jong actief lid de ambitie toont om meer politieke ervaring op te doen, worden zij vaak gewezen op vrijwilligersfuncties of stages. Voor het doen van deze functies moet men echter wel de tijd en ook het geld hebben. Een voltijd stage, zeker wanneer iemand op zichzelf leeft en alleenverdiener is, is uitgesloten. Een parttime vrijwilligersfunctie wanneer men na die voltijdbaan ook nog mantelzorger is, is ook knap lastig. En dan hebben we het nog niet eens gehad over mensen die zelf ook een beperking hebben, die niet meekunnen in de taal en gedachtegang van andere partijleden om wat voor reden dan ook.
In plaats van een specifieke ervaring als eis te stellen, zouden wij meer moeten kijken naar wat voor andere ervaring en inzichten een potentiële kandidaat met zich mee brengt. Een stratenmaker heeft immers ook een heel ander netwerk dan een PhD-kandidaat, en zou zeker een uniek perspectief bieden op zaken als huisvesting, bouw en zelfs milieu. Een bi-culturele Nederlander met een afstand tot de arbeidsmarkt heeft weer een andere blik op zorg en werkgelegenheid. De levenservaringen van deze buitengewone kandidaten zouden een potentiële fractie nieuwe inzichten kunnen geven en tot een echt nieuw en progressief, en bovendien divers, beleid kunnen brengen. En het feit dat men geen specifieke ervaring heeft met bestuurlijke stukken, wil niet zeggen dat men het beheersen ervan niet kan aanleren.
Een nieuwe baan of functie is altijd een kwestie van leren geweest. Zoals Joan Nunnely al eerder zei: “niemand wordt als bestuurder geboren”. Juist daarom moeten wij, als wij een diverse en progressieve nieuwe wind binnen de partij willen creëren, juist van harde specifieke ervaringseisen af. Uiteraard is ervaring handig om een nieuwe takenpakket onder de knie te krijgen, maar als wij echt een partij voor alle Nederlanders willen zijn, moeten wij ook andere ervaringen gaan omarmen. Dan moeten wij het privilege van de witte hoogopgeleide D66’er onder ogen gaan zien, en echt durven om mensen zonder dat privilege te accepteren.
“Mijn oproep aan leden is dus ook: lees die introducties van de kandidaten, lees hun verhaal, en kies niet de makkelijkste optie maar de uniekere optie.”
Natuurlijk zal dat ons aanzien gaan veranderen, natuurlijk zal een onervaren bewindspersoon het af en toe minder goed doen, maar hij of zij zal ook leren. Wij moeten durven om ons imago wat meer los te laten als dat betere representatie betekent, als dat betekent dat Nederlanders nu en de Nederlanders van de toekomst zich gehoord willen voelen, ook bij ons. Met de komende Tweede Kamerverkiezingen hebben wij als leden een kans om echte verandering teweeg te brengen, om mensen met een andere achtergrond op de lijst te krijgen. Mijn oproep aan leden is dus ook: lees die introducties van de kandidaten, lees hun verhaal, en kies niet de makkelijkste optie maar de uniekere optie.
Wij hebben nooit een dogmatische en uniforme partij willen zijn, maar zonder een stukje lef, zullen wij dat wel worden. D66’ers, wordt wakker, wij zullen nooit iets anders zijn dan een elitaire partij zonder te durven te veranderen. Wij willen de partij zijn van de toekomst, de radicale middenpartij die echte verandering teweeg brengt, die zorgt dat de toekomstige mensen van de wereld ook nog een wereld hebben om in te leven. Niet alleen voor het hier en nu, maar duurzaam, en daarbij hebben wij Nederlanders van alle lagen van de samenleving nodig. Of ze nu zwart, wit, neuro-typisch, gehandicapt, bi-cultureel, LHBTI+, hetero, praktisch opgeleid of theoretisch opgeleid, ons Nederland en Europa is ook van hun. Het is ook hun toekomst die op het spel staat. Laat deze Nederlanders dan ook meebeslissen.

Dit stuk is de vierde inzending van de vijftien essays voor de schrijfwedstrijd.