Inzending van Joris Canoy
Een middenpartij zijn is nooit makkelijk. Vanuit rechts wordt D66 steeds meer als linkse partij omschreven terwijl vanuit linkse flanken de partij als neoliberale partij bestempeld wordt. Nu de programmacommissie volop bezig is, is het belangrijk om dezelfde vraag te stellen die wij als partij al sinds de oprichting op ons bord krijgen: waar staat D66 nou eigenlijk voor?
Sinds 1998 hebben we als partij daar officieel antwoord op. Sinds dat jaar omarmt de partij het sociaalliberalisme. In tegenstelling tot de linkerflank van de politiek, kenmerkt D66 zich niet als partij voor materiële gelijkheid. Als liberalen onderschrijven we de vrijheid van het individu omdat we ervan uit gaan dat we het grootste geluk bereiken door mensen vrij te laten.
Tegelijkertijd erkennen sociaalliberalen, in tegenstelling tot het conservatief- of klassiek-liberalisme, dat je pas echt vrij kan zijn als je toegang hebt tot bepaalde kansen en zekerheden, bijvoorbeeld in de vorm van onderwijs en zorg. Het zijn dan ook precies deze thema’s waar D66 zich nu en in het verleden veelal mee profileerde.
Ook al is het sociaalliberalisme een prachtige ideologie, het geeft geen antwoord op de vraag: waar staan wij nou eigenlijk voor? Integendeel, het roept alleen nog maar meer vragen op: Waar trekken we als sociaalliberalen de grens? Wanneer vertrouwen we op het individu en wanneer wenden we ons tot de overheid?
In dit essay stel ik dat D66 een leidraad nodig heeft, een antwoord op de vraag “waar staan wij voor” en een principe dat, in tegenstelling tot kreten als kansengelijkheid of positieve vrijheid, toepasbaar is op sociaal, politiek én economisch vlak. Dit leidende principe is participatiegelijkheid.
Participatiegelijkheid
Ik ontleen het principe van participatiegelijkheid aan de Amerikaans filosofe Nancy Fraser. Zij stelt dat een maatschappij rechtvaardig is zodra er “parity of participation” is, oftewel zodra alle volwassenen van een samenleving de rechten en middelen hebben om te kunnen deelnemen aan de samenleving.
“Participatiegelijkheid stelt dat iedereen zijn stem moeten kunnen laten horen en dat ieders stem even zwaar dient te wegen in een democratie.”
Participatiegelijkheid is een krachtig concept omdat het alomvattend is. Ten eerste kunnen we alleen op gelijke voet deelnemen aan een samenleving als de overheid benadeelde groepen erkent, beschermt en, waar nodig, compenseert. Dit is het sociale aspect van participatiegelijkheid en ligt dicht bij onze D66-uitgangspunten van non-discriminatie.
Ten tweede ondersteunt het principe het democratische fundament van de partij. Participatiegelijkheid stelt dat iedereen zijn stem moeten kunnen laten horen en dat ieders stem even zwaar dient te wegen in een democratie. Daarnaast impliceert het principe een goede overweging tussen grotere macht van het collectief enerzijds en het beschermen van het individu en (politieke) minderheden anderzijds.
Ten slotte gaat participatiegelijkheid in op het economisch stelsel. Linkse partijen hangen doorgaans een systeem aan van gelijke uitkomsten, hetgeen meestal klauwen vol met geld kost en financiële prikkels wegneemt om te innoveren. Rechtse partijen, aan de andere kant, schuilen zich veelal achter het begrip “gelijke kansen” en negeren daarmee een onrechtvaardige verdeling van middelen.
Participatiegelijkheid vormt een redelijk alternatief op deze twee economische filosofieën. Enerzijds betekent participatiegelijkheid niet dat ongelijkheid over de gehele linie bestreden moet worden, hetgeen meestal uitpakt in een duur avontuur. Anderzijds erkent het begrip dat kansengelijkheid een excuus kan vormen voor de verwaarlozing van het individuen stelt dat iedereen toegang moet hebben tot bepaalde middelen en goederen om écht vrij te zijn.
Maar hoe ziet participatiegelijkheid eruit in de praktijk en welke rol ligt daar weggelegd voor D66?
Sociaal
In de sociale arena moeten we als partij erkennen dat ogenschijnlijk gelijke behandeling niet altijd leidt tot een situatie waar iedereen op gelijke voet kan meedoen in onze samenleving. Openlijke discriminatie, maar ook verhulde vooroordelen vormen een grote belemmering voor miljoenen Nederlanders. Om reële sociale gelijkheid te bereiken is het juist nodig om sommige groepen te compenseren of extra te beschermen.
“Zo kunnen sensitiviteitstrainingen en anoniem solliciteren een bijdrage leveren in het tegengaan van vooroordelen en hun consequenties.”
Met een vrouwenquotum, waar de Tweede Kamer vorig jaar al mee instemde, heeft D66 al een belangrijke stap gezet naar participatiegelijkheid. Tegelijkertijd blijven barrières voor sommige Nederlanders nog torenhoog puur op basis van vooroordelen. Om deze hobbels weg te werken, zullen we met ingrijpende veranderingen moeten komen op de arbeidsmarkt en het publieke domein. Zo kunnen sensitiviteitstrainingen en anoniem solliciteren een bijdrage leveren in het tegengaan van vooroordelen en hun consequenties.
Daarnaast is het van belang om naar organisaties te luisteren die opkomen voor het belang van benadeelde groepen. Maar alleen luisteren is niet voldoende. Wanneer het aankomt op beleid dat specifiek deze groepen treft, moeten wij als partij overwegen om deze groepen een expliciet vetorecht te geven. Ten slotte moet D66 zich hard maken voor opsporen, in kaart brengen en vervolgen van geweldpleging tegen mensen met een andere huidskleur, geloof, seksuele oriëntatie of genderidentiteit.
Politiek
Ook in de politieke arena kan participatiegelijkheid een goede ideologische houvast bieden. Als democraten pleiten we ervoor dat ieders stem evenveel telt. In praktijk blijkt nog te vaak een kleine homogene groep de dienst uit te maken. Participatiegelijkheid wil zeggen dat niet ieder slechts de kans heeft zijn of haar zegje te doen, maar dat ook iedereen ook daadwerkelijk wordt gehoord. Om dit te bereiken moeten we als partij naast democratisering ook meer oog hebben voor bescherming en representatie.
D66 wil al vrij lang een bindend correctief referendum invoeren en een gekozen burgemeester verwezenlijken. Dit soort vernieuwingen verplaatsen belangrijke keuzes van de politicus naar de kiezer. Tegelijkertijd dient de partij ervoor te waken dat zulke voorstellen niet uitmonden tot een “tirannie van de meerderheid”. Democratisering moet daarom hand in hand gaan met het vastleggen en beschermen van rechten voor minderheden, bijvoorbeeld door constitutionele toetsing, zodat iedereen op gelijke voet kan participeren in het democratisch proces.
Ten slotte moeten we als partij beter oog hebben voor representativiteit. Te vaak gaan democraten ervan uit dat het invoeren van democratisering ook te paard gaat met hogere participatiegelijkheid. Helaas blijkt in praktijk dat parlementen en inspraakavonden toch vooral gevuld worden door witte mannen op leeftijd. Als partij dienen we daarom een actievere vorm van representativiteit, zij het regionale vertegenwoordiging door middel van een evenredig districtenstelsel (à la Duitsland), of demografische representativiteit door (bepaalde) volksvertegenwoordigers te kiezen via loting.
“Als sociaalliberalen dienen we te erkennen dat iemand zonder huis, zonder zorg of sociaal vangnet nooit écht vrij kan zijn.”
Economisch
Ten slotte heeft participatiegelijkheid ook betrekking op onze economische standpunten. Dit houdt in dat we als collectief ervoor zorgen dat ieder een bepaald bestaansminimum is gegarandeerd. Als sociaalliberalen dienen we te erkennen dat iemand zonder huis, zonder zorg of sociaal vangnet nooit écht vrij kan zijn.
Onze ideologische voorouders waren zich hier goed van bewust. Het waren dan ook niet de sociaaldemocraten, maar de sociaalliberalen die aan de bakermat van universeel publiek onderwijs en de verzorgingsstaat stonden. Tegenwoordig willen we ons echter nog te vaak schuilen achter het begrip “gelijke kansen” terwijl de sociale en economische zekerheid van Nederlanders afbrokkelt.
Als wij als D66 recht willen doen aan onze ideologie, moeten we op zoek naar een liberalisme waarbij elke burger van een bepaalt bestaansminimum is gegarandeerd. Vanuit dit minimum kunnen we vervolgens vertrouwen op individuele kracht en hoeven we innovatie en ambitie dan ook niet nodeloos te belemmeren met belasting en regeldruk.
Zo is een woning een product dat op de markt kan worden gekocht en verhuurd, maar ook een basisbehoefte voor elke Nederlander. Daar waar een groeiende vraag naar woningen leidt tot hogere huur- en koopprijzen, moeten we meer kans geven aan publieke volkshuisvesting, bijvoorbeeld door woningcorporaties financieel of beleidsmatig tegemoet te komen.
Tevens moeten we het onderwijs onder de loep nemen. Momenteel is het zo dat een schooladvies dat je rond je twaalfde krijgt nog teveel bepalend is voor je toekomstige sociaaleconomische positie in de maatschappij. Als onderwijspartij moeten we ons ervoor inzetten om de toenemende kloof tussen hoog- en laagopgeleid te overbruggen en financiële hobbels zoveel mogelijk verwijderen.
Een redelijk alternatief
Behalve wonen en onderwijs, zijn er nog legio andere onderwerpen die onze aandacht behoeven: de uitholling van de sociale advocatuur, de misstanden in de GGZ en de over-flexibilisering van de arbeidsmarkt. Bij het formuleren van een antwoord op deze problemen, dienen we ons af te vragen in hoeverre we als gelijken kunnen deelnemen in de maatschappij.
“…een bestaansminimum dat genoeg is om als volwaardige burger te kunnen participeren.”
Daarbij moeten we als D66’er niet schuwen voor radicale plannen. Sociaalliberalisme is van oudsher geen compromis tussen conservatief-liberalen en sociaaldemocraten, maar juist als beweging die zich afzet tegen de status quo en de “tevreden” politici. Zo ook nu is het tijd om als sociaalliberalen een nieuwe, radicale koers te kiezen met participatiegelijkheid als alternatief voor gelijke uitkomsten enerzijds en gelijke kansen anderzijds.
In deze tijden van groeiende sociale onzekerheid en aanhoudende ongelijkheid, zien we vanuit links een vergaande en goedbedoelde plannen komen, die uiteindelijk prikkels wegenemen om te innoveren en te werken. Tegelijkertijd blijkt het concept van gelijke kansen een holle frase zolang we niet van een bepaald bestaansminimum zijn gegarandeerd, een bestaansminimum dat genoeg is om als volwaardige burger te kunnen participeren.
Voor D66 wordt het tijd om ons af te zetten tegen de status quo, tegen de misleidende notie van gelijke kansen, maar ook tegen het inefficiënte verhaal van gelijke uitkomsten. Om een adequaat antwoord te geven op de problemen van onze tijd, moet D66 zich scharen achter participatiegelijkheid in haar pad naar een socialer liberalisme.

Dit stuk is de tweede inzending van de vijftien essays voor de Schrijfwedstrijd.