De appgroepen van politieke jongerenorganisaties (PJO’s) zijn actueel. Waar dergelijke groepen veelal gezellige plaatsen zijn om actualiteiten te bediscussiëren, foto’s en filmpjes te delen en zo nu en dan wat te grappen, zijn deze groepen ook controversieel. Want wat als er racistische uitingen in worden gedaan?
Nieuwsberichten over dergelijke groepen van de JFVD, het CDJA, de JOVD, maar ook van D66 en de JD roepen de nodige vragen op. Welke uitingen mogen er echt niet worden gedaan en is een ‘memegroep’ met verenigingsleden dan ook automatisch als uitlating van de vereniging aan te merken? Kortom: hoe is dit nu eigenlijk juridisch geregeld?
In dit artikel zullen wij proberen dit alles wat te verduidelijken. Zouden haatdragende berichten in PJO-appgroepen ook kunnen leiden tot strafrechtelijke aansprakelijkheid?
Ten eerste is van belang hoe die uitingen te kwalificeren zijn. Zoals in de media beschreven varieert het meestal van groepsbelediging tot racisme. Delicten die strafbaar zijn maar voor de wet natuurlijk wel aan enkele criteria onderhevig zijn. Een belangrijke daarvan is openbaarheid. Groepsbelediging, bijvoorbeeld, is alleen strafbaar als dit in het openbaar plaatsvindt.
In het ‘echte leven’ is vrij duidelijk te onderscheiden wanneer een uiting in het openbaar wordt gedaan of niet. In een café is iets openbaar, in je eigen huiskamer niet.
Voor appgroepen wordt deze openbaarheid bepaald door hoe gemakkelijk mensen aan de groep kunnen deelnemen. Gaat het, zoals bij D66, om een congresapp waar iedereen – met een te verspreiden link – in kan, dan is zo’n groep redelijk openbaar en juridisch te vergelijken met het eerdergenoemde café. Gaat het om een groep waar alle deelnemers elkaar goed kennen en waar niemand eigenlijk zonder toestemming van een beheerder in kan, dan is die WhatsApp groep al een stuk beslotener en zal aan de vereisten voor een delict als groepsbelediging minder snel voldaan zijn.
Als het dan vervolgens gaat over wanneer er nu van een verenigingsappgroep sprake is, moet worden opgemerkt dat bij delicten als deze vaak slechts individuele verdachten worden aangesproken.
Een juridisch criterium lijkt er dan ook niet echt te bestaan om aan te merken wanneer iets officieel door ‘de JD’ gezegd is. Wij kunnen dan ook enkel opmerken dat dit vooral een kwestie is voor de politieke beeldvorming en het verder helemaal afhangt van de concrete omstandigheden. Dat een appgroep met bijvoorbeeld bestuursleden eerder als officieel aan te merken is, moge voor zich spreken.
De volgende regel lijkt, wat de inhoud van de berichten betreft, te gelden: ‘Zet niet op het internet wat je niet in het echte leven zou zeggen.’ Hoewel het communiceren op internet vaak in dimensie tekortschiet vergeleken met een gesprek ‘face to face’ en verkeerd opgevatte berichten daardoor mogelijk sneller te vergeven zouden zijn, is het zeker een handige regel om in acht te blijven houden. Want juist doordat je de non-verbale communicatie mist, is het van belang na te gaan hoe je ‘grappige meme’ overkomt.
Om hiervan een voorbeeld aan te halen: afgelopen zomercongres werd in de congresappgroep een meme gedeeld waarover een ander JD-lid zijn twijfels had. De meme werd vlug verwijderd. En daarna volgde daarover een (kort) open gesprek: Exact de vereniging die we zijn! Buiten het strafrechtelijke om blijven dergelijke normen, en een open houding daarnaar, van groot belang.
Dit alles naast het genoemde in de media plaatsend, lijkt er dus strafrechtelijk veel minder snel iets ‘aan de hand’ te zijn dan lijkt te worden gesuggereerd.
Dat het juridische slechts één manier van kijken is moet afsluitend wel worden gezegd. Wie weliswaar niet vervolgd kan worden, zal toch zeker niet altijd zonder schuld zijn. Dat uitingen als deze dan ook veroordeeld worden lijkt niet meer dan redelijk.
Pim van Achthoven is lid van de werkgroep Justitie en Pol Koopman portefeuillehouder.
Vind jij dit ook interessante onderwerpen? Sluit je dan aan bij de werkgroep Justitie! Zie de gegevens op de landelijke website.