Léonie Janssen, momenteel nog voorzitter bij de afdeling Arnhem-Nijmegen en portefeuillehouder Onderwijs en Wetenschap, stelt zich kandidaat voor voorzitter van het landelijk bestuur. Met ervaring en enthousiasme wil ze de JD klaarmaken voor het verkiezingsjaar. Idealen staan voor haar voorop en het gaat niet om makkelijk mediapunten scoren. Ik sprak haar op een zonnige lentemiddag in haar studentenkamer in Nijmegen.
Wie ben je, wat doe je en waar kom je vandaan?
Ik ben Léonie, ik ben 26 jaar en ik kom oorspronkelijk uit Venlo. Ik woon nu alweer 7 jaar in Nijmegen en daar wil ik eigenlijk niet meer weg, ik heb mijn plek hier echt gevonden. In het dagelijks leven ben ik docent aan de academische lerarenopleiding, daar geef ik vooral Pedagogiek en Onderwijskunde. Ik coach ook docenten en schoolleiders, wat heel leuk is om te doen. Daarnaast studeer ik rechten in de avonduren, ben ik voorzitter van de afdeling Arnhem-Nijmegen en portefeuillehouder Onderwijs en Wetenschap.
Hoe kwam je bij de JD terecht?
Ik zocht een stukje diepgang tijdens mijn studie, dus ik heb gekeken wat ik interessant vond en zo vond ik de Jonge Democraten. Ik kan me heel erg vinden in ons gedachtegoed. Ik was eigenlijk gelijk verkocht.
“Het vertegenwoordigen van een grote organisatie is een mooie uitdaging.”
Je zoekt dus duidelijk de uitdaging op. Is dat ook waarom je voorzitter wil worden?
Ja, ik vind voorzitterschap sowieso heel erg interessant: het leiderschap, hoe je mensen kan motiveren, begeleiden, maar vooral hoe je ze in hun kracht kan zetten. Het vertegenwoordigen van een grote organisatie is een mooie uitdaging.
Hoe denk je dat voorzitter van de hele vereniging anders gaat zijn dan van een afdeling?
Ik heb gekscherend de afdeling wel eens kinder-Monopoly genoemd en landelijk volwassenen-Monopoly. Dat is natuurlijk niet echt zo, maar de verantwoordelijkheid in het Landelijk Bestuur is wel veel groter. . Van een afdeling met 50 à 60 actieve leden en 300 leden in totaal naar voorzitter van de gehele vereniging is natuurlijk toch anders, al helemaal in een verkiezingsjaar. Je bent dan het gezicht van de Jonge Democraten. Persoonlijk denk ik dat ik een goede combinatie bezit van zowel vernieuwing als ervaring. Ik heb vanuit mijn werk als docent veel ervaring in zowel publiek spreken als coachen en motiveren, maar ik denk ook dat ik het enthousiasme van een nieuw bestuur mee breng. Net als alle andere kandidaten zit ik ook vol met inspiratie en nieuwe energie.
“Het contact tussen het landelijk bestuur en de afdelingen kan echt intensiever”
Hoe ziet die vernieuwing er in jouw ogen uit?
We hebben gewoon een sterk verhaal als de Jonge Democraten, daar hoeven we niets aan te veranderen, maar binnen de vereniging zijn er wel een aantal zaken die verstevigd kunnen worden. Het contact tussen het landelijk bestuur en de afdelingen kan echt intensiever, niet alleen om de lokale bestuursleden, maar om alle leden te leren kennen. Iedereen vindt het fijn om gezien te worden.
Daarnaast kan de verbinding tussen de functie equivalenten, bijvoorbeeld alle secretarissen van alle afdelingen, echt verbeterd worden. Ze overleggen nu twee keer per jaar maar dat is echt te weinig. Het eerste overleg is vooral elkaar leren kennen en pas bij het tweede overleg begint er langzaam een vertrouwensband te ontstaan. Dat tweede moment moet veel eerder, zodat je veel sneller je medesecretaris of je medepenningmeester kan opzoeken als je met een probleem zit of spontaan ideeën wil uitwisselen. Dat gebeurt nu te weinig. We hadden dit jaar vier thema’s, waarvan alleen onderwijs en duurzaamheid echt goed afgerond zijn, maar de meeste leden wisten niets af van deze thema’s. Dat was nu iets vooral van het PKO en de portefeuillehouders, maar daar kan de rest van de JD echt veel meer bij betrokken worden.
Volgend jaar verwacht ik dat we veel meer nieuwe leden krijgen, en we moeten er niet alleen voor zorgen dat ze lid worden en blijven maar ook dat ze een plekje krijgen binnen de JD. Daar ligt een belangrijke rol voor de afdelingen maar dan moeten de afdelingen wel goed begeleid worden waar nodig.
“Als we ons publiekelijk uitspreken tegen D66, moeten we dat altijd met de juiste motivatie doen”
Hoe zie jij de relatie tussen de JD en D66?
De JD dient echt een inspiratie te zijn voor D66, en zeker in de coronacrisis kunnen wij die rol goed vervullen omdat wij de stem van de jongeren kunnen vertegenwoordigen. Aan de andere kant zullen we in een verkiezingsjaar ook constructief moeten samenwerken. Ik zie veel overeenkomsten tussen D66 en de Jonge Democraten, maar er zullen beslist momenten zijn wanneer we het niet met elkaar eens zullen zijn. Dat is natuurlijk een gevoelige situatie in een verkiezingsjaar en dan we hebben de taak om daarin zorgvuldig te handelen. Als we ons publiekelijk uitspreken tegen D66, moeten we dat altijd met de juiste motivatie doen, bijvoorbeeld omdat het een van onze kernwaarden raakt en wij hier openlijk een ander standpunt over in hebben genomen. De eerste stap blijft echter altijd het overleg opzoeken.
En hoe zie je de relatie met andere PJO’s?
Samen kunnen we soms meer bereiken. Ik heb positieve ervaringen met de samenwerking met andere PJO’s op lokaal niveau. Zo hebben we hier in Nijmegen bijvoorbeeld echt een goedlopend scholenproject samen met andere PJO’s. Ook de landelijke coronareeks is volgens mij een goed voorbeeld van samenwerking waarin we ook onze verschillen kunnen behouden, maar waarin we wel samen iets neer kunnen zetten.
Heb je nog politieke ambities na het voorzitterschap?
Nee, ik heb nu geen politieke ambities. Ik zie mezelf later niet in de Tweede Kamer eindigen, maar misschien kom ik later nog ooit in de gemeenteraad terecht. Bij de Jonge Democraten zit ik echt op mijn plek, ik hou van de energie van samenwerken. Maar politicus is niets voor mij. De opmerkingen die Rob Jetten bijvoorbeeld naar zijn hoofd krijgt zou ik niet fijn vinden, ik heb niet die olifantenhuid die daarvoor nodig is.
Waar zie je valkuilen en kwaliteiten?
Een valkuil van mij is dat ik te hard voor mezelf ben. Ik vind het lastig om mijn fouten los te laten, terwijl ik tegelijkertijd vind dat anderen juist fouten moeten maken om te leren. Fouten zijn mijns inziens onvermijdelijk en nodig om te reflecteren. Hierin moet ik nog een betere balans voor mezelf in vinden.
Ik ben sterk op het gebied van het beste uit mensen halen. Ik weet mensen op een goede manier te motiveren en in hun kracht te zetten. Ik heb hier veel plezier aan beleefd in mijn afdelingsbestuur.
“Als het gezicht van de organisatie moet je de leden representeren.”
Hoe gaan we volgend verkiezingsjaar meer leden aantrekken en vasthouden?
Jongeren zullen volgend jaar bovengemiddeld geïnteresseerd zijn in de politiek, maar dan moeten ze ons wel kunnen vinden. We moeten out of the box durven denken om ze te bereiken naast de traditionele kanalen, denk bijvoorbeeld aan het aansluiten bij een bekende podcast. Het is wel waar dat in de laatste twee jaar ons ledenaantal met een derde is gedaald, en daar moeten we echt een stokje voorsteken. Als we niets doen, zijn we zometeen de helft van onze leden kwijt, dus leden moeten een plekje krijgen en echt actief en betrokken worden. Als het gezicht van de organisatie moet je de leden representeren. Toch ga ik niet zelf de telefoon oppakken en alle nieuwe leden bellen, maar ik wil wel benaderbaar zijn.
Hoe zal voorzitterschap je persoonlijke leven gaan veranderen?
Ik ga volgend jaar uiteraard minder gaan werken en ik heb ook besloten om geen vakken van mijn studie te volgen. Ik wil mij voor honderd procent in gaan zetten voor het landelijk bestuur. Daarnaast ben ik vastberaden om afdelingen in de avonden te gaan bezoeken, dit zal intensief zijn maar ik ben ervan overtuigd dat het veel op kan leveren.
Geschreven door: Daan Meershoek