Samen voor het vrije woord

Vraag iemand in een ander land waar ze aan denken bij ‘Nederland’, en je hebt het al snel over zaken als ‘een vrij softdrugsbeleid’, ‘een paradijs voor LHBTI-rechten’ en ‘tolerantie naar andere culturen’. Te flatteus? Ik ben bang van wel. Maar in de themamaand van de Nederlandse identiteit kunnen we niet voorbij aan het feit dat Nederland internationaal altijd als zeer liberaal land wordt beschouwd. Een van de belangrijkste liberale kernwaarden is vanaf de geboorte van het gedachtegoed altijd de vrijheid van meningsuiting geweest, vastgelegd in artikel 7 van onze grondwet. Toch is de status van het vrije woord er nog altijd een waar voor gevochten moet worden. Ook in onze liberale lage landen is deze nooit vanzelfsprekend, blijkt uit een onderzoek van het College voor de Rechten van de Mens. Iedere generatie moet daarom bewust blijven nadenken over de rol van het vrije woord, over zowel diens legale maar niet te vergeten ook diens culturele conceptie.

Vrijheid van meningsuiting (vanaf nu ‘vvmu’) bestaat namelijk als twee concepten die beide noodzakelijk zijn voor een gezonde liberale democratie. De eerste is vrijheid van meningsuiting als legaal concept, degene waar mensen het meest bekend mee zijn. Dit houdt in dat er een grondrecht is op het vrij kunnen uiten van je mening. Dat betekent niet dat mensen geen kritiek mogen hebben op jouw uiting (zij hebben immers datzelfde recht), maar enkel dat de overheid je hierom niet mag vervolgen.

Bij vvmu als legaal concept komen typisch twee uitdagingen om de hoek kijken. De eerste is dat je er ook achter moet staan als je het niet eens bent met degene die de mening uit. Hierbij kom je vaak een oude uitspraak van de filosoof Voltaire tegen: ‘’Ik ben het niet eens met wat je te zeggen hebt, maar ik zal je recht om het te kunnen zeggen tot de dood verdedigen’’. Hoe logisch dit ook klinkt, blijkt dit in de praktijk toch lastig. Volgens een onderzoek in 2018 van het College voor de Rechten van de Mens hangt de steun voor het vrije woord in Nederland sterk af van de inhoud van de uiting. Hoewel het psychologisch dus altijd makkelijker is vvmu te onderschrijven als je het eens bent met het onderliggende sentiment, is het niet alsof het altijd irrationeel is om dat te doen. Want waar liggen precies de grenzen van dat recht op vrije meningsuiting? Zijn die er niet? Bij aanzet tot haat? Groepsbelediging? Belediging van een religie volgens de beoefenaar daarvan? Uit angst voor een hellend vlak of een afkeer tegen centrale macht die dat ‘’wel even objectief zou kunnen bepalen’’ zijn er sommige landen die vrij ver gaan met vvmu. De Verenigde Staten staat bekend als zo’n land waar vvmu (‘’the first amendment’’) als heilig wordt gezien en tot het uiterste wordt genomen. Zelfs de gehate ‘’Westboro Baptist Church’’ mag op een begrafenis van een LHBTI-er komen juichen met teksten als ‘’God hates fags’’. Hier in Europa willen we daar begrijpelijk niets van hebben. Zo trekt een land als Duitsland de grens al een stuk eerder. Te vroeg? Ook het beledigen van een religie of het minachten van de president, de staat en diens symboliek is daar namelijk officieel strafbaar. Net als de Verenigde Staten vormt geschiedenis hierbij een drijvende factor.

Bovenstaande discussies zijn niet nieuw. Maar wanneer we ze voeren moeten we oppassen niet te vergeten dat zij maar de helft van het verhaal zijn. Vvmu is immers ook op te vatten als cultureel concept. Daarbij staat vvmu los van hoe het allemaal in een wetboekje staat, maar gaat het om de mate van tolerantie die een samenleving heeft voor onderlinge meningsverschillen. Zo kun je wel een mening uiten en daar niet voor worden vervolgd door de overheid, maar ben je daar wel écht vrij toe als je vervolgens aanzienlijke sociale en economische isolatie ondervindt als gevolg? De nadruk van sociaalliberalen op het concept positieve vrijheid zou toch moeten hinten op een ‘nee’. Dit zijn uitdrukkelijk niet problemen waar de overheid als wetgever een rol in heeft. We zijn logischerwijs niet snel geneigd een kopje thee te gaan drinken met een nazi, maar er gaat net zo goed iets mis in de maatschappij wanneer sociaaldemocraten en christendemocraten aan een zelfopgelegde sociale- en economische segregatie deel zouden nemen waar zelfs de zuilenmaatschappij ú tegen zou zeggen. Wanneer een socialist consequent niet wordt aangenomen vanwege ideologie of een student sociaal wordt uitgesloten vanwege diens conservatievere gedachtegoed. Waar precies die balans ligt is een cruciale vraag voor iedere democratie, die iedere generatie zich weer opnieuw moet stellen. Duidelijk is wel dat we waakzaam moeten zijn voor de natuurlijke neiging dit te veel in te dammen.

Volgens een onderzoek in 2018 van het College voor de Rechten van de Mens hangt de steun voor het vrije woord in Nederland sterk af van de inhoud van de uiting.

De strijd m.b.t. vvmu als cultureel concept wordt vaak ten onrechte geclaimd door de alt-right beweging. Zij beweren dat het ‘’regressieve links’’ er alles aan doet om te blokkeren dat zij effectief hun mening kunnen uiten. Door een paar ‘’internetgekkie’’-achtige types aan te halen gebruiken ze vervolgens die slachtofferrol om als ‘’nobele tolken van het vrije woord’’ hun eigen conservatieve kletskoek de wereld (vaak het internet) in te slingeren. Je zal ze vervolgens ook niet zo snel horen over het feit dat bijvoorbeeld hun ‘’strongman Trump’’ meermalig cabaretiers heeft aangeklaagd voor grappen en heeft opgeroepen tot het uitbreiden van smaad- en lasterwetten. In feite is politieke kleur amper van invloed op tolerantie naar andere meningen, en is er voor ieder voorbeeld van linkse ‘’censuur” ten minste één rechts voorbeeld tegenover te zetten. Bewustwording over de culturele inbedding van vvmu is dan ook allesbehalve een rechts stokpaardje. En zo moeten ook wij als sociaalliberalen waakzaam zijn dat we ons niet vastbijten in een louter legale conceptie van vvmu, vanuit een valse vooronderstelling dat een culturele invulling hiervan uiteindelijk neerkomt op een rechts politiek spelletje.

Hoe gaan we in Nederland om met deze balans? Volgens hetzelfde onderzoek van het College voor de Rechten van de Mens is maar liefst 64% van de Nederlanders van mening dat anderen zich veel te snel gekwetst voelen door andermans mening. Tegelijkertijd geeft nota bene 67% aan zichzelf vaak gekwetst te voelen door meningsuitingen van anderen. Dat lijkt elkaar toch enigszins tegen te spreken. Schijnbaar zijn we er ook in Nederland nog niet helemaal uit. Het is ook maar de vraag of dat een inzicht is waar we noodzakelijk een onderzoek voor nodig hebben.

Willen we die liberale Nederlandse identiteit behouden dan wel verder uitbouwen, ligt er ook voor ons een taak ons bewust te zijn van het belang van het vrije woord. Dat betekent het beschermen van het legale concept ook als we het ergens niet mee eens zijn, maar juist ook het beschermen van het culturele concept door de sociale ruimte te koesteren die die meningsuiting ook reëel mogelijk maakt. Daarvoor hoeven we niet aan culturele import uit Duitsland of de Verenigde Staten te doen, want laat ik er nou alle vertrouwen in hebben dat de Nederlandse identiteit die wil zelf al in zich heeft.


Door: Thomas Vissers, namens Themateam Democratie afdeling Arnhem-Nijmegen

Geef een reactie