Dit is het tweede deel in de reeks over leraren binnen de Jonge Democraten. Binnen de Jonge Democraten barsten we van de leraren in het Voortgezet Onderwijs. In alle richtingen (regio’s, leeftijden en vakken) zijn ze te vinden. Een keuze maken tussen al dit enthousiasme was moeilijk, vandaar dat ik nu voor twee leraren heb gekozen: Jan-Willem het Lam en Liselot Dujardin. Ik sprak telefonisch met ze. Leraren zijn enthousiast, maar hebben tenslotte ook hun rust nodig.
Op een rustige zondagochtend, een uurtje of tien, belde ik met Jan-Willem. Na wat gebabbel over dat we zo ver zijn gekomen dat 10 uur op een zondag normaal is geworden om te bellen vroeg ik aan Jan-Willem waar hij voor de klas stond.
Ik sta nu voor twee scholen. In Maarssen geef ik Maatschappijleer aan 4 havo en 5 vwo op het Niftarlake College. De school heeft een christelijke achtergrond en dat merk je vooral aan de dagopeningen.
In Zoetermeer geef ik Wereldoriëntatie aan zes klassen op het Erasmuscollege. De klassen variëren van mavo, mavo/havo of havo/vwo. De school behoort bij een interconfessionele scholengroep. Dat betekent meestal dat de school gefuseerd is van een protestantse en katholieke school en dus nu vanuit verschillende geloofsovertuigingen bestaat.
Hoe zou je jouw leerlingen typeren?
Het verschilt een beetje per school. In Maarssen zijn ze open en meegaand. Daar verwachten ze vaker dat het vanuit jou als docent komt. In Zoetermeer is het een Daltonschool. Dat betekent dat de leerlingen wat creatiever ingesteld zijn en gewend zijn om zelfstandig te werken.
Ik had bijvoorbeeld een meisje in de klas dat aan het begin van de periode een onvoldoende had. Nu heeft ze een 7,5 gehaald.
Hoe komt het dat je voor onderwijs gekozen hebt?
Goede vraag, ik vind het leuk om de kennis die je hebt te kunnen verspreiden. Tijdens mijn studie geschiedenis kon ik een vak kiezen om uit te testen. Ik heb toen voor onderwijs gekozen. Het is uiteindelijk niet alleen de inhoud van het vak dat mij heeft aangetrokken, maar het zien hoe leerlingen groeien. Ik had bijvoorbeeld een meisje in de klas dat aan het begin van de periode een onvoldoende had. Nu heeft ze een 7,5 gehaald. Het belangrijkste vind ik nog het zien van persoonlijke groei en daar hoef ik zelf niet eens onderdeel van te zijn.
De gesprekken met de leerlingen vind ik ook heel gaaf. De leerlingen zijn kritisch op de wereld en op mij. Als leraar geef je leerlingen de kans om wat te leren, maar ik leer ook weer van de leerlingen. Lesgeven zorgt dus ook voor persoonlijke groei. Een voorbeeld is een meisje van havo 4. Het meisje was heel stil en durfde niets tegen mij te zeggen. In november was er een excursie naar Den Haag. Ik zat een beetje te zeuren. Zij zei toen: ‘Ja, meneer de wereld zit vol teleurstellingen.’ Dat zette mij ook weer aan het denken. Van haar kon ik het wel hebben. Het is fijn om te zien dat iemand die eerst niets durfde te zeggen dat nu wel kan.
Waar wordt je het meest enthousiast van als je voor de klas staat?
Die persoonlijke stappen die je kan zetten. Bij mijn vak is het belangrijk dat leerlingen hun plaats in de wereld leren kennen. Dat ze een antwoord kunnen geven op ‘wie ben ik?’. Ik word ook heel enthousiast van de dagelijkse gesprekjes met de leerlingen. Het is verfrissender dan de dagelijkse gesprekjes met collega’s. De dagelijkse gesprekken heb je het meeste in de bovenbouw, die hebben hun visie op de wereld al deels ontwikkeld en kijken wat kritischer naar hun eigen onderwijssysteem.
Kunnen de leerlingen in de onderbouw dit nog niet?
Jawel, maar meestal is dit emotioneler. Als docent kun je daar wel veel leerresultaat uit halen door de juiste vragen te stellen. Als docent leer je daar alleen zelf minder van.
De onderbouw zijn de eerste klassen vooral leuk, omdat je ze heel onzeker binnenkrijgt en ze al heel snel zekerder worden in bijvoorbeeld hun presentatieskills.
Ik moet meer werken aan contact met de ‘stoere jongens’. Die houden een schild op en ik moet daardoor er doorheen blijven prikken.
Wat zijn jouw uitdagingen op dit moment?
Superveel. Ik ben mentor en heb dus mijn eigen klas. Hoe ga je daarmee om? In elke klas zitten bepaalde type leerlingen waarvan je met de ene meer hebt dan de ander. Ik moet meer werken aan contact met de ‘stoere jongens’. Die houden een schild op en ik moet daardoor er doorheen blijven prikken. Ik merk dat ik zelf een hekel heb aan die houding, dus heb de neiging om in het negatieve te schieten. Daar moet ik aan werken.
Tenslotte is het ook belangrijk om grenzen aan te geven. Nu wil ik leerlingen heel graag helpen, dan krijg je van de vogeltjes die met hun bekjes open blijven zitten wachten op voedsel. Daar moet ik van af. Het geeft mij geen energie en de leerlingen leren geen eigen verantwoordelijkheid. Daar moet ik van af.
Waar zie je jezelf over 10 jaar?
Dan zit ik zeker nog in het onderwijs en ook nog als docent. Ik hoop dat ik dan beter weet wat ik doe, zekerder voor de klas sta. Ik ben dan pas 34 jaar. Ik blijf voor de klas staan zo lang ik de connectie kan houden met jongeren. Over twintig jaar zie ik mezelf meer naar de beleidskant trekken. Dan zit ik nog steeds wel in het onderwijs, maar van meer om het te verbeteren en veranderen. Een bijdrage leveren. Maar als ik dan nog niet de connectie met de leerlingen verloren ben wil ik ook nog voor de klas blijven staan.
Een week later bel ik, weer op een zondagochtend, met Liselot Dujardin. Het blijkt toch een goed tijdstip te zijn voor leraren. Lekker rustig en vroeg in de ochtend. De eerste vraag is weer waar Liselot voor de klas staat.
Ik sta in Den Bosch voor de klas, bij de VAVO. Dat betekent Volwassen Algemeen Voorbereidend Onderwijs. Het is een aparte tak van sport. Ik geef middelbaar onderwijs aan 17- tot 24- jarigen. Ze zijn om verschillende redenen uitgevallen in het regulier onderwijs, maar ik heb ook vluchtelingen. Het zijn dus leerlingen met veel verschillende achtergronden. Door de verschillende problematieken en taalproblemen heb ik in de klas meestal rond de 20 leerlingen, maar het zijn er ook weleens 26.
Ik geef Nederlands in de examenklassen, dus 5 havo en 6 vwo. Dat betekent wel dat ik het hele examenprogramma in één jaar moet geven (4 en 5 havo of 4, 5 en 6 vwo). Per week zijn dat drie lessen van 1,5 uur.
Het is heel resultaatgericht. We noemen het informeel ook weleens de diplomafabriek.
Kan je dan nog leuke dingen doen?
Het is heel resultaatgericht. We noemen het informeel ook weleens de diplomafabriek. Met deze leerlingen gaat het vaak niet alleen om lesgeven, maar ook om coachen. Dat is wel fijn, want het zijn allemaal jongeren met een verhaal. Ik ben ook plusmentor voor leerlingen met bijvoorbeeld depressieve klachten. Je ziet ze vaak dus ook één keer per week bij een mentorgesprek waar we het hebben over welzijn en planning.
Het is ook een leuke doelgroep. Ik weet nog wel toen ik 17 jaar was dat alles nog mogelijk was. Het zo tof om dat bij deze jongeren weer elk jaar mee te maken.
Het is echt heel leuk dus als je nog een keer op de VAVO les wilt geven ….
Nou, ik heb geschiedenis gedaan. Daar heb je al zoveel leraren van. 😉 Misschien later.
Zijn er ook leerlingen die ouder zijn dan jij?
Soms zijn ze ouder dan ik ben. Dan pak je voornamelijk de coachrol. Je laat merken: ‘Ik ben hier voor jou en ik denk met jou mee’. ‘Laat maar gewoon weten wat je van me verwacht.’ Dat gaat altijd wel goed. Door het volwassenonderwijs ga je ook op een wederzijdse respectvolle manier met elkaar om.
Mijn moeder zit in het basisonderwijs. Daar had ik het ook wel een beetje van afgekeken. Ik heb geloof ik ook dat onderwijs-gen.
Hoe komt het dat je voor onderwijs gekozen hebt?
Ik wilde eigenlijk journalist worden. Maar daar heb je er ook al zoveel van. Of presentator bij het Klokhuis. Dat was mijn kinderdroom. Eigenlijk ben ik het onderwijs gewoon ingerold. Mijn moeder zit in het basisonderwijs. Daar had ik het ook wel een beetje van afgekeken. Ik heb geloof ik ook dat onderwijs-gen. Heeft iemand dat al genoemd?
Nee, het onderwijsgen kende ik nog niet. Het verklaart wel veel met alle onderwijsgeïnteresseerde JD’ers met ouders in het onderwijs. Hoe ben je uiteindelijk van Journalistiek naar docent Nederlands gekomen?
Ik heb aan de universiteit Nederlands gestudeerd. Toen heb ik in Antwerpen een master politieke communicatie gedaan, een beetje geïnspireerd door de JD. Uiteindelijk heb ik in Tilburg nog een postmaster Nederlands gedaan.
En een postmaster kon omdat Nederlands één van de vakken is waar te weinig docenten voor zijn toch?
Ja, er zijn te weinig docenten Nederlands en ook te weinig studenten die Nederlands studeren. Sommige opleidingen zijn al opgeheven. Toch krijg ik de klas vaak mensen de geïnspireerd raken en Nederlands willen gaan doen. Dus aan mij ligt het niet.
En we hebben ze toch nodig, want we kunnen moeilijk het vak Nederlands uit ons curriculum schrappen.
Waar word je het meest enthousiast van als je voor de klas staat?
Het contact met de leerlingen. Het volwassenonderwijs is allemaal serieus en je moet zoveel. Dus waar haal je dan het plezier uit? Dat is dan contact met leerlingen, dat je iets voor ze kan betekenen, een meerwaarde kan zijn. Soms lukt dat niet bij alle leerlingen. Ik had een keer een hele vervelende klas, toen heb ik er één uitgekozen en daar heb ik het verhaal voor verteld. Ik hoopte dat de rest erdoor meegetrokken werd.
Het is het mooiste als je gewoon je eigenzinnige mens mag zijn voor de klas.
Werkte dit?
Ja, in ieder geval voor mij en voor enkele leerlingen.
Het is ook leuk als je lekker aan het vertellen bent en dan nog energie overhoudt. Je moet wel opletten dat dit gebeurt. Soms vergeet je dat je pauze moet houden en dan verdwijnt die energie weer. Je eigen grenzen bewaken is dus wel belangrijk.
Ik vertel gewoon heel veel, dus als ik te veel vertel moet je gewoon stop zeggen.
Dat zal ik doen, maar over onderwijs praten is ook gewoon leuk.
Het is het mooiste als je gewoon je eigenzinnige mens mag zijn voor de klas.
Ja, dat is wel een fijn streven. Als jij jezelf kan zijn voor de klas en de leerlingen dit ook accepteren. Het is fijn als je dat mag zijn.
Ja, dat ontwikkel je vanzelf. Ik weet niet of jij dat ook hebt, maar in de eerst twee jaar ben je je zo hyperbewust van jezelf. Dan zit je echt achterin de klas naar jezelf te kijken en merk je op dat je een woord veel te vaak zegt.
Heel herkenbaar.
Na een paar jaar wordt dat allemaal wat makkelijker en gaat dat pedagogische en didactische meer op de automatische piloot.
Dat is fijn om te weten. Je bent tenslotte altijd bezig met ontwikkelen.
Dan hoop ik zoveel rust te hebben dat je in een tussenuur de hond kan uitlaten.
Wat zijn jouw uitdagingen op dit moment?
Ik wil graag vertrouwenspersoon worden. Dus een nieuwe rol aannemen, maar ook in de organisatie verbreden en BHV’er worden. Daarbuiten wil ik mij meer oriënteren in de politiek. Het leuke aan leraarschap is dat het zo dicht bij jezelf ligt. Dan kan je ook weer op onderzoek uit naar wat je ernaast wilt doen.
Waar zie je jezelf over tien jaar?
Dan sta ik nog steeds voor de klas. En heb ik een hond. Dan hoop ik zoveel rust te hebben dat je in een tussenuur de hond kan uitlaten.
Nog steeds dezelfde doelgroep?
Ja, dezelfde doelgroep. De leerlingen zijn elk jaar weer een nieuwe uitdaging. Het fijne is ook, ze hebben geen gym, dus ze stinken niet.
Geschreven door: Jetske Steenstra