“Jonge Democraten staan voor solidariteit. De JD staat voor een overheid die mensen continu in staat stelt om hun positie te verbeteren, binnen een samenleving waar iedereen de middelen heeft om zijn leven naar eigen inzicht vorm te geven.” Dat verzin ik niet ter plekke, maar staat opgetekend in ons eigen beginselprogramma. Maar voor wie is de hierboven geschetste samenleving een feit, en voor wie is het fictie?
Sinds eind jaren ’70 groeit de welvaart in Nederland gestaag. Onze economie is flink gegroeid en onze arbeidsproductiviteit is gestegen met meer dan 50%. Ondertussen zijn minimumloners er alleen maar op achteruit gegaan. Zij hebben sinds midden jaren ‘90 geen echte inkomensgroei meer meegemaakt. Sterker nog, zij hebben in die periode 20% aan koopkracht ingeleverd. Het resultaat: 1.3 miljoen mensen in Nederland leven onder de armoedegrens, 1 op de 9 kinderen groeit op in armoede en 220.000 Nederlanders kunnen worden gekwalificeerd als ‘werkende armen’. De tweedeling tussen arm en rijk in ons land wordt steeds groter.
Onze eigen D66-minister Koolmees kiest ervoor om de verhoging van het minimumloon niet door te zetten, maar onderzoek te laten uitvoeren. Als JD’ers zijn wij nooit bang geweest om ons progressief geluid te laten horen of om kritisch te zijn op onze moederpartij. Wanneer het gaat om kwesties omtrent zorg, duurzaamheid en drugs laten we onze stem keer op keer horen. Door het standpunt in te nemen voor een verhoging van het minimumloon kunnen we wederom kartrekker zijn en het goede voorbeeld stellen.
Met een verhoging van het minimumloon laten de Jonge Democraten wederom hun progressief geluid horen.
De verhoging van het wettelijk minimumloon komt dan ook niet uit de lucht vallen! Het Europees Parlement stelt al decennia dat het minimumloon van een land in Europa moet liggen op 60% van het mediane (meest voorkomende) inkomen van de actieve beroepsbevolking. Deze 60% geeft de at risk of poverty-grens aan (Risico op armoede betekent dus een inkomen dat aanzienlijk lager is dan dat van de bevolking als geheel, een situatie die vaak leidt tot sociale uitsluiting). Toen het minimumloon in Nederland werd ingevoerd in 1968, voldeden we hieraan. Het minimumloon lag toen op 65% van het gemiddelde loon. Intussen is het afgezakt tot minder dan 45%. Waarom profiteert in ons land niet iedereen mee van de groeiende welvaart?
Gedurende de jaren ’70 werd het minimumloon meerdere malen verhoogd in lijn met de arbeidsproductiviteit. Zo konden ook werknemers met een lager inkomen mee profiteren van de economische groei die zij zelf voor het grootste gedeelte creëerden. Eind jaren ’70 kwam er een einde aan de koppeling van minimum- en mediaanloon. De arbeidsproductiviteit bleef stijgen, maar de lagere lonen stegen niet langer mee. Deze werden zelfs meerdere malen bevroren of actief verlaagd. De koopkracht van minimuminkomens daalde enorm sinds begin jaren ’80 terwijl het gemiddelde loon sterk aan koopkracht won. Het verhogen van het minimumloon kan dan ook gezien worden als een herstel van de koopkracht.
Hoog tijd voor een inhaalslag dus. Het wettelijk minimumloon moet omhoog van € 9.54 naar € 14,- per uur. Daarmee voldoen we aan de 60%-norm en krijgen 6.64 miljoen mensen in Nederland per direct meer te besteden. Dit is niet alleen goed voor de mensen met lagere inkomens, maar ook voor de economie in het geheel. Mensen met lage inkomens zullen het extra geld dat zij verdienen namelijk direct terugsteken in de economie – want, waar rijkere huishoudens doorgaans een groter deel van hun inkomen sparen, geven armere huishoudens het overgrote deel van hun inkomen direct uit aan vaste lasten en boodschappen. Waar daar voorheen geen geld voor was, kan opeens een grote groep Nederlanders af en toe naar de kapper, uit lunchen, of naar de dierentuin. Wanneer het besteedbare inkomen van minimumloners stijgt, profiteert dus ook vooral het MKB mee.
Leidt het verhogen van het minimumloon dan niet tot een groot verlies van banen? Deze angst is gebaseerd op achterhaalde economische theorie, die bovendien niet strookt met de werkelijkheid. Verschillende studies naar de effecten van het verhogen van het minimumloon in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland laten zien dat flinke loonsverhogingen in deze landen niet tot nauwelijks effect gehad hebben op de werkloosheid. Ter vergelijking: na de verhoging van het minimumjeugdloon in 2017 is het aantal werkende jongeren in Nederland zelfs gestegen, ook al voorspelde het CPB een sterke daling in de jeugdwerkgelegenheid.
Gaan de prijzen dan niet sterk omhoog? Naar verwachting zullen de prijsstijgingen minimaal blijven, zelfs wanneer de kosten volledig doorberekend worden aan de consument. Ook hier kunnen we kijken naar vergelijkbaar onderzoek uit de VS. In de restaurantsector van California leidde een minimumloonstijging van 25% tot een prijsstijging van 1.45%. Dit komt neer op een prijsstijging van 15 cent op een gerecht van 10 euro.
Tijdens ons wintercongres van 1 en 2 februari stemmen wij over een aantal moties voor de verhoging van het minimumloon. Ik hoop dat de JD’ers durven te kiezen voor het progressieve geluid, waarmee echte verandering tot stand kan komen voor een enorme groep Nederlanders. Laten we kiezen voor het kansrijke Nederland waar wij als JD voor staan. Laten we kiezen voor een verhoging van het minimumloon.
Geschreven door: Roos Slagter, penningmeester JD Rotterdam
Toch jammer dat er zoveel onjuistheden in dit verhaal staan. Leuk om dit debat te voeren maar laten we dat wel op basis van feiten doen