Een revolutionaire religie

De Franse Revolutie betekende het einde van een tijdperk en leidde een nieuw tijdperk in. Het markeerde een radicale verandering in de Europese geschiedenis. Het was niet alleen in verandering qua staatsinrichting van een absolute monarchie naar een republiek waarin iedere burger gelijk was. De Franse Revolutie zorgde er ook voor dat er op een andere manier naar religie werd gekeken.

In het Frankrijk van voor de Revolutie had de Kerk veel macht verkregen. Ze waren de grootste landeigenaar en konden zelf belastingen heffen op hun gronden. De Revolutie maakte daar een einde aan; er kwam een einde aan de bevoorrechte positie van de Katholieke Kerk. Het kerkelijk eigendom werd openbaar bezit en grotendeels verkocht om de schatkist te spekken. In 1790 nam de Franse Assemblée een wet aan die ervoor zorgde dat clerici ambtenaren van de staat werden en verkozen dienden te worden door het volk. De priesters en bisschoppen werden dan ook gedwongen om trouw te zweren aan de grondwet. Iets dat ook velen van hen deden.

De scheiding tussen kerk en staat in Frankrijk betekende ook dat andere banden tussen de Franse maatschappij en de kerk moesten worden doorgesneden. Er werd een commissie samengesteld die een nieuwe Republikeinse kalender voor de staat moesten ontwerpen. Op 23 september 1792 werd de kalender gepresenteerd aan de Assemblée. Een dag ging voortaan bestaan uit tien uren van elk honderd minuten. Een week bestond ook niet meer uit zeven dagen, maar uit tien dagen waarvan de tiende dag de vaste vrije dag werd in plaats van de ouderwetse zondag. De kalender bestond wel uit twaalf maanden en de maanden kregen nieuwe republikeinse namen. Ook begonnen ze met een nieuwe jaartelling: jaar I.

Ondertussen was er in de provincies onder leiding van de voormalige priester Joseph Fouché een andere beweging bezig. Fouché begeleidde andere priesters bij het uittreden uit de Kerk. Dit officiële uittreden ging vaak gepaard met huwelijken van de voormalige priesters (vaak onvrijwillig) en soms ging dit ook gepaard met ketelmuziek en met ezels in bisschopsgewaden en met mijters op die door de straten werden gevoerd. De bisschop van Parijs, Gobel, werd zelfs op een avond van zijn bed gelicht en hij werd gedwongen om de volgende dag zijn bisschopsmijter in te wisselen voor een frygische muts. Vervolgens verklaarde hij voor de Assemblée dat “de enige openbare cultus die van de vrijheid en de heilige gelijkheid moet zijn.”

Ook werden kerken leeggeplunderd. Klokkentorens werden ontdaan van hun klokken die werden omgesmolten tot kanonnen, om de idealen van de Franse Republiek buiten haar grenzen te laten weerklinken. Het goud- en zilverwerk verdween uit de kerken ten bate van de Franse staatskas, maar ook veel verdween in de zakken van de plunderaars. Na deze Franse beeldenstorm werden verschillende kerken het toneel van een nieuwe aanbidding.

Gravure van het Feest van de Rede in de Notre-Dame. (Wikimedia Commons)

De kerk werd de plaats waar de Cultus van de Rede werd gevierd, een goddeloze religie waarin de rede en de vrijheid centraal stonden. De Notre-Dame in de Parijs werd omgedoopt tot een Tempel van de Rede en daar werd op 10 november 1793 het Feest van de Rede gevierd. Onder de gotische bogen van de kerk was een krakkemikkig Grieks-Romeins gebouwtje opgetrokken en achter in het schip van de kerk was een berg gemaakt van papier-maché en linnen. Op deze berg zetelde de personificatie van de Vrijheid, die gespeeld werd door een operazangeres. Zij was gekleed in het wit, had een frygische muts op en een piek in de hand. Deze feesten van de rede werden door de Franse staatsman Robespierre “belachelijke schijnvertoningen” genoemd en ze waren volgens hem geënsceneerd door “mannen zonder eer of religie”.

Volgens Robespierre was het atheïsme ook een decadent en aristocratisch verschijnsel

Het doel van de Cultus van de Rede was perfectie van de mensheid door het bereiken van de Vrijheid en de Waarheid door middel van het uitoefenen van de rede. Deze revolutionaire idealen vormden het uitgangspunt van deze nieuwe staatsreligie van het revolutionaire Frankrijk en is dan ook te kenmerken als een atheïstische religie. Dit was echter een doorn in het oog van één man: Maximilien Robespierre. Hij was een overtuigd deïst; hij geloofde in een god die als inspiratie kon dienen voor de mens en dit was niet per sé de christelijke God. Daarnaast maakte hij zich ook sterk voor de vrijheid van godsdienst. De radicale instelling van de verdedigers van de Cultus van de Rede, onder andere de eerdergenoemde Fouché maar ook Anacharsis Cloots, voerden campagnes om het christendom de kop in te drukken. Volgens Robespierre was het atheïsme ook een decadent en aristocratisch verschijnsel en dat was voor hem onverenigbaar met de belangen van het Franse volk. Cloots en andere atheïsten verloren hun hoofden in het voorjaar van 1794 onder de guillotine, maar Fouché wist zich vrij te pleiten.

Nu een aantal van de belangrijkste verdedigers van de Cultus van de Rede dood waren kon Robespierre met een alternatief komen. Op 7 mei sprak hij de Assemblée toe en maakte hij zich sterk voor de Cultus van het Opperwezen, zijn nieuwe deïstische staatsreligie. “De ware priester van het Opperwezen is de Natuur zelf, haar tempel is het universum, haar religie de deugd, haar feesten zijn de vreugde van een groot volk dat onder haar ogen is verzameld om de zoete knoop van universele broederschap te leggen en haar (de Natuur) het eerbetoon van zuivere en gevoelige harten te brengen.” Aan het einde van zijn toespraak besloot de Assemblée dat “het Franse volk het bestaan van het Opperwezen moest erkennen en de onsterfelijkheid van de ziel moest aanvaarden”.

Thomas Charles Naudet: Het Feest van het Opperwezen. (Wikimedia Commons)

Op 8 juni van dat jaar zou er een groot Feest voor het Opperwezen in Parijs worden gehouden. Hierbij fungeerde Robespierre zelfs als opperpriester en profeet van deze religie. De festiviteiten begonnen bij de Tuilerieën waar Robespierre een preek hield en waar hymnes gezongen werden. Vervolgens was er een parade over het Champs-de-Mars waarin Robespierre als een republikeinse Mozes van de berg afdaalde die in de parade te zien was. Alles werd zorgvuldig gepland voor dit feest en er werd zo weinig mogelijk aan het toeval overgelaten.

Het feit dat Robespierre ervoor had gekozen om zich op te werpen als een revolutionaire Messias werd hem door vele andere revolutionairen niet in dank afgenomen. Toen hem dit ter ore kwam wilde hij direct dat de hoofden van een aantal van hen zouden rollen. Hij kwam ook nauwelijks meer opdagen in de Assemblée. Politiek kwam hij steeds meer alleen te staan en dit leidde ertoe dat erop 27 en 28 juli een coup tegen hem werd gepleegd, deze coup zou de geschiedenisboeken ingaan als de Thermidoriaanse Reactie. Er volgde een schijnproces en op 28 juli belandde Robespierre onder de door hem zo geliefde guillotine. Zijn Cultus zou hem niet overleven en verdween. Pas met de opkomst van Napoleon in 1799 kreeg de katholieke kerk weer voet aan de grond in Frankrijk.


Geschreven door: Mathijs van der Loo

Geef een reactie