Nederland stemt op 23 mei; maar kiest het ook?

“Bij de vorige Europese verkiezingen stemde slechts 18% van de jongeren. Dat moet echt anders!” “Nederland is het enige land in de Europese Unie waarvan een meerderheid van de bevolking niet weet dat Europarlementariërs direct gekozen worden door diezelfde bevolking.” “We staan voor een knooppunt in de Europese geschiedenis; nu is het de vraag om te kiezen wie we willen zijn als Nederland in Europa.”

De gemiddelde lezer zal de afgelopen weken met dergelijke dooddoeners vrijwel dagelijks geconfronteerd zijn. De Europese verkiezingen komen eraan en juist wij jongeren zullen het meeste merken van de keuzes die nu gemaakt worden door de Europese politiek. Dat het belangrijk is om te gaan stemmen is een van de weinige boodschappen waar iedere democraat zich achter zal scharen. Nou ja, als je even buiten de opmerking van Rutte bij Buitenhof rekent, waarin onze premier aangaf de Europese Verkiezingen ‘niet zo relevant’ te vinden.

Niet de vraag of, maar de vraag waarop we moeten stemmen is lastig te beantwoorden. De politiek bij de kiezer brengen blijft namelijk een spelletje van wie de meest overtuigende ideologische boodschap heeft. De meeste kiezers zullen zich niet bovenmatig inspannen en wellicht nog net een stemwijzer invullen, maar veel duidelijkheid verschaft deze niet. Juist omdat ‘Europa’ ver van huis lijkt, komen concrete vraagstukken niet altijd even overtuigend aan. Zelfs de partijen schijnen er moeite mee te hebben. Dat bleek nadat de PvdA en GroenLinks bij alle 60 stellingen van de Stemwijzer voor de Europese verkiezingen precies dezelfde beantwoording gekozen hadden en er nieuwe stellingen bedacht moesten worden.

“Er is in de meeste gevallen geen sprake van enige dossierkennis.”

Het grootste probleem lijkt te zijn dat verkiesbare partijen er grote moeite mee hebben te vertellen wat ze nou echt gaan doen in het Europees Parlement. De vanzelfsprekende oorzaak hiervan is dat kiezers partijen associëren met de thema’s waarop deze zich op nationale schaal het meeste op profileren. “Waarom stem je GroenLinks?” “Omdat ik klimaat belangrijk vind.” “Ik stem op de VVD, want Rutte doet het zo goed!” Of juist niet, want: “Rutte heeft de kiezer bedrogen bij het Oekraïnereferendum!” Dergelijke opvattingen zijn overal te horen, van de Haagse markt tot aan de Universiteit Utrecht en van Sneek tot in Maastricht. Er is in de meeste gevallen geen sprake van enige dossierkennis, laat staan van verdieping in publieke discussies, maar dat zou helemaal geen probleem moeten zijn. Het is juist de taak van de politiek om de burger bij het democratische proces te betrekken. Dat lukt te weinig om twee redenen.

De eerste reden is dat het huidige publieke debat gaat om de kwestie: wil Nederland meer of minder met de Europese Unie samenwerken? Wilders kan zijn vingers aflikken bij dit debat. Hij scoort met zijn antwoord: “minder Europese Unie, Nederland weer van ons.” Het gevolg van dit debat is echter dat partijen zich proberen te profileren in een van beide kanten; ofwel voor/meer Europa, ofwel tegen/minder Europa. Slogans als “Voor Europa” (D66), “Wij zijn Europa” (Volt), “NEXIT!” (PVV) en “BRUSSEL NIET DE BAAS” (SP) spreken alleen een onderbuikgevoel aan en niets meer. Het blijft in dit geval bij abstracte termen, waarbij “Brussel” symbool staat voor de Europese politiek, het verschil tussen Europa en de Europese Unie nauwelijks te interpreteren is en het salaris van Europarlementariërs een relevantere zaak gemaakt wordt dan de hoogte van de EU-begroting. Deze codetaal maakt de standpunten van partijen makkelijker te begrijpen, maar tegelijkertijd ook moeilijker te volgen. Het is immers wel duidelijk welke partijen meer bevoegdheden aan Brussel willen geven, maar op het moment dat concreet moet worden gemaakt hoe de stellingname in het Europees Parlement in actie zal worden omgezet, bijvoorbeeld tijdens een televisiedebat om de kijker te overtuigen, haakt deze af; deze is namelijk dusdanig gewend aan de karikaturenstrijd, dat een concrete kwestie nooit bekend voor zal komen.

“Het debat over de EU wordt slechts gevoerd over de vraag of de EU een “kartel bovenop het kartel” of een krachtige politieke unie is.”

De tweede reden heeft meer te maken met een algemene trend in dit decennium; een verschuiving van een debat dat verschillende prioriteiten tussen partijen blootlegt naar een debat op basis van stellen en ontkennen. Het debat over de EU wordt slechts gevoerd over de vraag of de EU een “kartel bovenop het kartel” of een krachtige politieke unie is. Wat echter niet nadrukkelijk weergegeven wordt is dat elke partij wel een mening heeft over het zogenaamde democratische tekort van de EU. Partijen bieden wel degelijk verschillende oplossingen. Er kan bijvoorbeeld gesteld worden dat het Forum voor Democratie uit is op een Nexit om de nationale democratie te waarborgen, terwijl D66 gelooft dat de enige manier om de nationale soevereiniteit te waarborgen juist een hervormde EU is met initiatiefrecht voor het Europees Parlement, omdat er alleen dan sprake is van invloed op het politieke wereldtoneel. Beide partijen zijn in dit geval op hetzelfde uit, maar hebben een andere manier om daar te komen. Wat in het publieke debat te zien is, is dat D66 “alleen maar naar een superstaat toe wil” en dat FvD “de werkgelegenheid van duizenden Nederlanders in gevaar brengt”. De focus ligt hierdoor te veel aan de oppervlakte, bij de vraag of de stellingnames van beide partijen inhoudelijk kloppen en niet meer of de kiezer het eens is met de motivaties voor de keuzes die de partijen daarin maken.

Het zijn tijden dat menig persoon lijkt terug te vallen op het stemgedrag dat we kennen uit de periode van de verzuiling in de Nederlandse samenleving. Meningen werden vrijwel uitsluitend ontleend uit de omgevingscontexten, maar werden daardoor wel gepresenteerd als ideaal en niet als ‘enige waarheid’. Nederland kan daar bij uitstek goed mee omgaan als polderland en tot compromissen komen, maar tegenwoordig lijkt het meer te gaan om het gelijk binnenhalen dan om het komen tot het best mogelijke compromis. Daarom is het nu aan de kiezer om echt invloed te hebben door te kiezen voor de partij die niet alleen het beste de idealen van de kiezer vertegenwoordigt, maar deze ook op een realistische manier tot Europees beleid kan maken. Het is nu aan politici om te communiceren over hun concrete onderlinge verschillen en de burger informatie te verschaffen over de verkiezingen, want alleen zo wordt de Nederlandse stemmer daadwerkelijk een kiezer.


Geschreven door: David ten Cate (portefeuillehouder Europese Unie)

Geef een reactie